Onder de huidige wetgeving kan een militair die in de uitvoering van zijn taken op grond van de geweldsinstructies geweld heeft gebruikt, in beginsel al niet wordt gestraft. Het kabinet wilde met het wetsvoorstel echter voor elkaar krijgen dat de militair een zo groot mogelijke rechtszekerheid krijgt, met een specifieke strafuitsluitingsgrond. De legitimatie van rechtmatig gebruik van geweld wordt nu op een meer eenduidige wijze in de wet verankerd.

De specifieke strafuitsluitingsgrond heeft vooral te maken met het feit met de gewijzigde internationale verhoudingen, waardoor de inzet van Nederlandse militairen is toegenomen.