Bewijs vuurwerkramp Enschede betwist
In de strafzaak tegen André de V. gebruikt het openbaar ministerie onrechtmatig verkregen bewijs om hem als aanstichter van de Enschedese vuurwerkramp veroordeeld te krijgen. In de zaken tegen de directeuren van het ontplofte vuurwerkbedrijf S.E. Fireworks had het OM nooit in hoger beroep moeten gaan.
Dat betoogden de raadslieden van de drie verdachten woensdag in hun pleidooien voor het gerechtshof in Arnhem. Het hof behandelt de drie zaken tegelijkertijd. Het OM eiste tegen De V. vorige week vijftien jaar celstraf, gelijk aan de straf die de rechtbank in Almelo hem heeft opgelegd. Tegen S. E. Fireworks-directeur Rudi Bakker is in hoger beroep dertig maanden cel geëist, waarvan tien maanden voorwaardelijk. Zijn compagnon Willie Pater hoorde twee jaar cel eisen, waarvan een halfjaar voorwaardelijk.
De twee directeuren worden beschuldigd van het overtreden van milieuvoorschriften, brand door schuld en illegale handel in vuurwerk. De rechtbank in Almelo veroordeelde hen vorig jaar tot zes maanden cel, waarvan drie maanden voorwaardelijk. Omdat ze de drie maanden al in voorarrest hadden gezeten, bleven zij op vrije voeten.
Hun advocaten J. Plasman en G. Meijers vinden dat dat ook zo moet blijven. Het OM had nooit tegen het Almelose vonnis in beroep moeten gaan, menen zij. Het OM probeert de schuld van de ramp (22 doden, honderden gewonden) in de schoenen van de directeuren te schuiven, vinden de twee advocaten. En dat terwijl het oordeel van de rechtbank doordacht was, ook al omdat het college inzag dat niemand in Nederland enig benul had van opgeslagen vuurwerk.
Het gebrek aan kennis was een terecht verwijt aan het adres van de directeuren, maar kon evenzeer op het conto worden geschreven van Enschedese ambtenaren en controleurs van het ministerie van Defensie, aldus het vonnis.
Advocaat-generaal A. Welschen heeft eerder betoogd dat het falen van de gemeente Enschede en de landelijke overheid geen invloed kan hebben op de eigen verantwoordelijkheid van de directeuren.
Welschen toonde zich evenmin onder de indruk van het ’dissidente’ verhaal van twee rechercheurs die aan het politieonderzoek naar de ramp hebben meegewerkt. Dit tweetal heeft, ook onder ede, verklaard dat het onderzoek niet deugt en dat er met verkokerde blik op de drie verdachten -met name De V.- is gerechercheerd. „Absurde verzinsels”, aldus de aanklager.
Advocaat Meijers vraagt zich af waarom een vervolging wegens meineed van dit duo is uitgebleven, als hun verklaring met die kwalificatie wordt afgedaan.
André de V.’s advocaat A. Moszkowicz stond uitvoerig stil bij de inzet van een undercoveragent in het huis van bewaring waar De V. in voorarrest zat. De undercover moest de verdachte een bekennende verklaring ontlokken. Volgens Moszkowicz bestond die actie vooral uit list en bedrog en kwam zij neer op een verhoor zonder dat De V. dat wist. Daarmee is de infiltratieactie niet langer bruikbaar als bewijs, aldus de raadsman. Bovendien zijn de rechten van De V. er dusdanig ernstig door geschonden dat het hof het OM niet ontvankelijk moet verklaren.
Ook andere bewijsstukken moeten worden uitgesloten, vindt Moszkowicz. De rode sportbroek van De V., waarop deskundigen vuurwerksporen van zeer nabij de rampplek hebben aangetroffen, is als bewijsmiddel onbruikbaar. De twee dissidente rechercheurs hebben verklaard dat politiemensen op onaanvaardbare wijze met het kledingstuk hebben gesold. Als het hof niet tot niet-ontvankelijkheid van het OM besluit, moet het volgens Moszkowicz De V. wegens gebrek aan bewijs vrijspreken.
Het proces wordt dinsdag voortgezet met de reactie van Welschen op de pleidooien. Daarna mogen de raadslieden nog kort reageren en hebben de verdachten het laatste woord. Het hof zal uitspraak doen op 12 mei.