Praten over regeren op zich al zinvol
Het kan wonderlijk lopen. Nog maar kort geleden, op 22 januari, moesten ChristenUnie en SGP een teleurstelling verwerken. De ChristenUnie, die ook in 2002 al averij had opgelopen, verloor een van haar vier zetels. De SGP slaagde er niet in haar derde zetel terug te winnen. Door dat alles liep de getalsmatige kracht van de kleine christelijke partijen, die in 1998 samen nog konden bogen op acht zetels, flink terug.
Een kleine drie maanden later opent zich, onverwacht en door hen ongezocht, een nieuw perspectief. Naast CDA en VVD is een derde coalitiepartner nodig en ChristenUnie en SGP zijn daarbij serieus in beeld. Kleiner geworden, maar straks wellicht toch meer invloed?
Wie de achterliggende week de burelen van de twee partijen naderde, hoorde van een afstand de hersens kraken. Immers, nooit eerder in de parlementaire geschiedenis was klein-christelijk zo dicht bij kabinetsdeelname. Zonder de eigen kansen te overschatten -Rouvoet, Van der Vlies en de hunnen beseffen echt wel dat D66 eerder in aanmerking komt dan zij- en zonder een ongepaste gretigheid aan de dag te leggen, zijn ChristenUnie en SGP diep doordrongen van hun verantwoordelijke positie.
Kamerleden, fractiemedewerkers en partijprominenten: ze bezinnen zich zoals ze zich nog nooit bezonnen hebben. Want áls het moment zou aanbreken dat zij door de informateurs gevraagd worden voor serieuze vervolggesprekken, moeten zij er klaar voor zijn. Dan moeten zij weten wat voor hen ononderhandelbaar is en wat bespreekbaar, waar voor hen de grens ligt bij het onvermijdelijk sluiten van compromissen.
Die grens mag niet te ruim getrokken worden. Tegenover God niet, tegenover het eigen geweten niet. Tegenover de eigen achterban moet het verwijt een mini-CDA te zijn te allen tijde gepareerd kunnen worden.
Maar die grens mag ook niet te krap getrokken worden. Wie zich bijvoorbeeld op het standpunt stelt dat deelname aan het kabinet betekent: morele verantwoordelijkheid nemen voor alle bestaande wetgeving uit het verleden, hoeft niet aan verdere gesprekken met informateurs te beginnen. Natuurlijk wordt een SGP die toetreedt tot het kabinet niet moreel verantwoordelijk voor de abortuswet, een diep betreurenswaardige wet, waar de kamerfractie in 1981 met overtuiging tegen stemde. Die tegenstem geldt nog altijd.
Tegelijk is wel sprake van een formele verantwoordelijkheid van bewindslieden voor bestaande wetten. Lastig wordt het daarom als minister Rouvoet van Volksgezondheid in de Tweede Kamer bevraagd wordt op een slechte uitvoering van, laten we zeggen, de euthanasiewet. Komt hij in zo’n debat niet in een onmogelijk spagaat, omdat zijn uitgangspunt de bestaande wet moet zijn, die hij dus ook tot op zekere hoogte moet verdedigen? Van der Vlies als staatssecretaris op Landbouw lijkt, om maar een dwarsstraat te noemen, een veiliger keuze.
Maar naast het ’probleem’ van het verantwoordelijk zijn voor bestaande wetgeving, blijven er voor de orthodox-christelijke partijen nog tal van voetangels en klemmen over. Kernvraag blijft natuurlijk of zij bij deelname aan een coalitie verschil kunnen maken. Welke heldere, concrete toegevoegde waarde zouden zij kunnen hebben als zij verantwoordelijkheid nemen voor een CDA/VVD/CU/SGP-kabinet?
Door hun kleine omvang kunnen zij geen al te hoge eisen stellen. Tegelijkertijd zullen zij toch iets moeten ’binnenhalen’ op de terreinen waarop zij zich vanouds sterk profileerden: de medisch-ethische dossiers, de waarden en normen, het homohuwelijk, artikel 23 van de Grondwet, de prostitutiewetgeving. Op ten minste een van die gebieden moet toch een beduidende vooruitgang geboekt worden, wil het zinvol genoemd kunnen worden dat ChristenUnie en SGP de grote stap wagen.
Maar de marges in de Haagse politiek zijn smal. Hoeveel is een libertaire VVD bereid te incasseren van ’Staphorster’ politici? Werkt alleen het noemen van euthanasie en abortus bij hen al niet als een rode lap op een stier? Moeten de kleine christelijke partijen zich niet beperken tot één item, een terrein waarop zij een principieel belangrijke vooruitgang kunnen boeken, terwijl zij tegelijkertijd eisen dat er op andere beleidsterreinen in elk geval geen ethische verslechteringen plaats mogen vinden?
Zo’n ”stand-still” mag een mager resultaat lijken, gezien de pijlsnelle ontwikkelingen van acht jaar paars heeft stilstand in dit tijdsgewricht wel degelijk een zelfstandige waarde. Bovendien lijkt de keuze momenteel niet te zijn: een coalitie met of zonder de kleine christelijke partijen, maar: een coalitie met hetzij CU/SGP hetzij D66. Een niet-toetreden van klein-christelijk betekent niet alleen dat kleine verbeteringen niet bereikt worden, maar wellicht ook dat kleine of grote verslechteringen wel totstandkomen.
Veel mensen zullen momenteel blij zijn niet in de schoenen van ChristenUnie- en SGP-leidslieden te staan. De vraagstukken waar zij voor staan, zijn moeilijk en complex.
Winst hebben de huidige omstandigheden beslist al opgeleverd. Ook als CU en SGP volgende week al bij voorbaat afvallen. Ook als het tot vervolggesprekken komt, maar zij uiteindelijk toch besluiten zich terug te trekken. Die winst schuilt vooral in de enorme impuls die gegeven is aan de interne bezinning op het vraagstuk van regeringsdeelname en compromissen.
Zeker, jarenlang is over dat thema in beide partijen gedebatteerd en gefilosofeerd. Maar altijd enigszins vrijblijvend: het was geen reële optie. Nu is de context anders, wat een veel diepgaandere én concretere discussie geeft. Nu komt het er echt op aan consistente, begrijpelijke en bij de praktijk aansluitende antwoorden te formuleren. Die omstandigheden werpen de partijen terug op hun grondslagen, hun diepste bedoelingen en hun praktische mogelijkheden. En dat is op zich al waardevol.