Monument voor bankier van het verzet
AMSTERDAM – Miljoenen guldens bracht hij bijeen voor de bevrijding van Nederland. Hij maakte die zelf echter niet mee. Drie maanden voor het einde van de oorlog kwam er een einde aan het leven van Walraven van Hall. Doodgeschoten, neergeknald, vermoord. Twee dagen na zijn 39e verjaardag.
Schuin tegenover het gebouw van De Nederlandsche Bank in Amsterdam wordt morgenmiddag een monument voor Van Hall onthuld. Het lijkt een omgevallen boom van brons, symbool voor de held die viel.
Tegelijk start het Verzetsmuseum Amsterdam de tentoonstelling ”Wally van Hall. Bankier van het verzet” en een website voor jongeren over hetzelfde thema.
Van Tuyl, Barends, oom Piet, de Olieman, het waren namen waarmee Van Hall zich tooide om uit handen van de Duitsers te blijven. Dat lukte tot 27 januari 1945, daags nadat een prominent lid van de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO) in handen van de bezetter gevallen was. Zo kwamen de nazi’s erachter dat het landelijk werkcomité, opgericht om de mannenjacht in het kader van de arbeidsinzet tegen te gaan, zou vergaderen aan de Leidsegracht in Amsterdam. Ze arresteerden alle aanwezigen, ook Van Hall. Uit het verhoor van een van de gevangenen werd duidelijk dat Van Hall de allang door de Duitsers gezochte Van Tuyl was. Op 12 februari werd hij in Haarlem gefusilleerd, als represaille voor een aanslag die anderen op een lid van de Feldgendarmerie hadden gepleegd.
Van Hall liet zijn vrouw, Anna Mathilde den Tex, met een zoon en twee dochters achter. Ondanks zijn jonge gezin had hij zijn leven gewaagd in de strijd tegen de bezetter. Daarbij maakte hij gebruik van zijn ervaring in de financiële wereld.
Zijn vader was bankier. Zelf werd hij dat pas nadat hij in 1929 vanwege zijn gezichtsvermogen was afgekeurd als stuurman van de Koninklijke Hollandsche Lloyd. Zijn jongere broer Gijs –later burgemeester van Amsterdam– werkte bij een bank in New York en bezorgde hem daar ook een baan. Terug in Nederland werd hij bankdirecteur, later effectenhandelaar.
Die ervaring kwam van pas toen hij met broer Gijs en anderen het Nationaal Steun Fonds (NSF) oprichtte, dat het illegale werk financierde. Daarvoor waren 2000 geldinzamelaars en -distribuanten actief. Paperassen werden vervalst, zodat de Duitsers niet zouden merken dat bij de banken geld achterovergedrukt werd. Een dergelijke organisatie was uniek in bezet Europa.
Walraven van Hall leidde het NSF in het westen van het land. Hij bedacht de grootste bankroof uit de Nederlandse geschiedenis: met medeweten van de regering in Londen werd met vervalste papieren miljoenenfraude gepleegd bij de De Nederlandsche Bank, die werd geleid door NSB’er Rost van Tonningen.
In totaal keerde het Nationaal Steun Fonds meer dan 84 miljoen gulden uit. Misbruik van het geld kwam volgens historici nauwelijks voor.
In de loop van 1944 namen de activiteiten van het fonds toe: er kwamen steeds meer onderduikers en steeds meer acties. Er moest gezorgd worden voor Joden die al jaren verborgen werden gehouden en in september kwam de zorg voor stakende spoorwegbeambten er nog bij. Die staking kon alleen worden volgehouden doordat het NSF zich over de gezinnen van de personeelsleden ontfermde.
Bij de coördinatie van verzetsactiviteiten in het laatste oorlogsjaar speelde Van Hall een grote rol bij de totstandkoming van de Kern en de Top-Driehoek, die vertegenwoordigers van diverse verzetsgroepen tot samenwerking brachten. De bezetter maakte echter volop jacht op de leidslieden van het verzet. Velen hebben hun activiteiten met de dood moeten bekopen. Ook Van Hall.
Het monument, de tentoonstelling en de website houden zijn werk in herinnering.