De Zeeuwse kust ligt bezaaid met niet-geëxplodeerde bommen, granaten en mijnen. Toen Nederland zich op 15 mei 1940 overgaf, werd in Zeeland nog een aantal dagen hevig gevochten. De Westerschelde was voor de Duitsers namelijk van groot belang voor de toegang tot de haven van Antwerpen. Aan het eind van de oorlog werd die strijd opnieuw gestreden.

Vorige maand werd nog een stuk strand afgesloten, nadat daar scherven uit springputten aanspoelden en er drie handgranaten werden gevonden. In springputten werden na de oorlog bomscherven en munitie opgeslagen. Eerder werd in Vlissingen een hoeveelheid oorlogstuig gevonden. „Het zit in ons achterhoofd”, zegt de woordvoerder van het waterschap, dat de kustversterking uitvoert. „We zijn extra alert en doen veel vooronderzoek. Echt overvallen doet het ons niet.”

Alleen deze twee zaken kostten al ruim een miljoen euro extra. Mensen moesten de explosieven detecteren, de aannemer moet zijn werk stilleggen, er moest een boot worden gebruikt voor het laten ploffen op zee. Daardoor lag de scheepvaart weer stil.

In Vlissingen was het zoeken lastig. Op vlakke stranden rijdt een wagentje met een metaaldetector over het strand, maar in de duingebieden bij Vlissingen moesten medewerkers te voet duin op, duin af om onder meer met metaaldetectors te controleren of er explosief materiaal onder het zand verborgen lag.

De stranden waar tijdens het project Zwakke Schakels de afgelopen twee jaar het meeste is gevonden liggen naast Vlissingen bij Nieuwvliet en Groede in Zeeuws-Vlaanderen. Bij vorige kustversterkingsprojecten werd ook in Westkapelle op Walcheren veel munitie gevonden. De laatste keer was dat minder.