Joodse voorman Levisson overleden
Mr. R. A. Levisson, die dinsdag op 87-jarige leeftijd in zijn woonplaats Den Haag overleed, was jarenlang de belichaming van het CIDI, het Centrum voor Informatie en Documentatie Israël. Tevens heeft hij een belangrijke rol gespeeld in de Nederlandse drukkerswereld.
Levisson, een „geboren en getogen Joodse Hagenaar”, was vanaf de oprichting in 1974 tot 1981 directeur van het CIDI en daarna tot 1999 de voorzitter. Verder was hij jarenlang vice-voorzitter van het Verbond van Liberaal Religieuze Joden. Daarnaast heeft hij in de Joodse gemeenschap diverse bestuursfuncties bekleed.
Van 1972 tot 1983 was hij voorzitter van het Koninklijk Verbond van Grafische Ondernemingen. Hij is ook voorzitter van het Europese en van het internationale drukkersverbond geweest. Hij was ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.
Het CIDI werd opgericht als tegenwicht van de propaganda van de Arabische wereld tijdens de Jom Kippoeroorlog. Vanaf het begin gold voor het CIDI dat voorlichting en propaganda elkaar uitsluiten. De Israëlische ambassade geeft alleen geld voor speciale projecten. Levisson runde een drukkerij toen hem werd gevraagd het CIDI te gaan leiden, een organisatie waarvoor hij overigens zelf de naam had bedacht.
Ambassadeur
De totstandkoming van het CIDI was een initiatief van de toenmalige Israëlische ambassadeur in Nederland, Chanan Bar On, die besefte dat het verstrekken van veel informatie over Israël nodig was om de publieke opinie in Nederland te voeden. Dat was na de oliecrisis die Nederland in 1973 trof wel nodig, aldus Levisson die door Bar On werd benaderd om zijn schouders onder een, onafhankelijk van de ambassade opererend, voorlichtings- en documentatiecentrum te zetten. Vervolgens werd Levisson vanuit de deelnemende organisatie gevraagd of hij het nieuwe instituut wilde gaan leiden.
Het CIDI startte in Levissons eigen huis in Den Haag, maar die periode duurde maar kort. Levisson hechtte aan professionele medewerkers. Het lukte hem getalenteerde mensen uit de Joodse achterban aan te trekken, onder wie Nina Schmuller, die net was gepensioneerd maar als hoofd documentatie bij een andere organisatie haar sporen had verdiend. Het gevolg was dat het CIDI een van de beste Israël-archieven van Europa in huis kreeg.
De oudste allochtonen
Levisson, klein van stuk maar voor niemand bang, wist uit het kamp Westerbork te ontsnappen. In 1944 bereikte hij Engeland, waar hij voor het Militaire Gezag ging werken.
Bij de herdenking van 50 jaar bevrijding van Westerbork in 1995 noemde hij de Joden „de oudste allochtonen van Nederland.” Het kamp was immers „op initiatief van de Nederlandse regering en met instemming van het parlement ingericht voor de niet zo welkome asielzoekers uit Hitler-Duitsland.”
Levisson, die ook deelnam aan het overleg tussen Joden en christenen, noemde het in 1991 „veel belangrijker dat christenen inzien dat de staat Israël een onafscheidelijk onderdeel van de Joodse identiteit vormt, dan dat zij de Joodse teksten kennen.”
Levisson was het prototype van een liberale Jood. Hoewel hij na de Tweede Wereldoorlog weinig toekomst meer zag voor het Jodendom in Nederland, moest hij zijn mening in latere jaren bijstellen. „De vitaliteit van het Nederlandse Jodendom is onmiskenbaar”, aldus Levisson in een interview in Trouw in 1999. De oud-CIDI-directeur huiverde ervoor om daar „Gods verbond met het oude volk” bij te halen. Maar „zoiets mystieks is er misschien toch wel, maar ook: onkruid vergaat niet.”
Levisson was niet zozeer beducht voor de secularisatie. „Denk niet dat de mensen vroeger zoveel religieuzer waren.” Wel baarde hem het teruglopend besef van waarden en normen flinke zorgen.
Dat er een Palestijnse staat zou komen, daarvan was Levisson overtuigd. Zo’n staat mocht volgens hem echter niet ten koste gaan van de Joodse veiligheid. „De Joodse geschiedenis geeft ons het recht om collectief te wantrouwen en om vóór alles bedacht te zijn op eigen veiligheid.”