Dat adviseert de Raad voor Dieraangelegenheden (RDA) aan demissionair minister Gerda Verburg van LNV. Haar ministerie vroeg de raad om een advies, omdat de standpunten over dierhouderij en dierenwelzijn de laatste jaren in Nederland behoorlijk zijn gepolariseerd. Onderwerpen waarover de maatschappelijke opvattingen steeds sterker uiteen zijn gaan lopen, zijn volgens de RDA onder meer het langeafstandstransport van levende dieren, de positie van de veehouderij in Nederland en het fokken van „gezelschapsdieren met welzijnsbedreigende kenmerken”.

De RDA, die bestaat uit tal van wetenschappers, constateert dat één en dezelfde persoon heel verschillend kan denken over dieren. „Een varkenshouder die 2500 vleesvarkens in een megastal heeft staan, is bijvoorbeeld bijzonder betrokken bij zijn hobbygeitjes bij huis.” Gezelschapsdieren worden volgens de raad steeds vaker ‘vermenselijkt’ en krijgen de rol van gezinslid toebedeeld. „En daar worden ze niet noodzakelijkerwijs gelukkiger van”, stelt de raad vast.

Het adviesorgaan merkt ook op dat de moderne stedeling is vervreemd van het platteland. „Zij hanteren andere en deels conflicterende waarden en normen over de omgang met dieren”, schrijven de deskundigen in hun zienswijze. „Bekende Nederlanders verscherpen het debat door actie te voeren voor beter dierenwelzijn en dierengezondheid.”

De RDA adviseert het ministerie om ‘transparant’ beleid te voeren dat voor iedereen begrijpelijk is. Het ministerie zou bovendien een maatschappelijke discussie moeten aanzwengelen over de vraag waarom „wij het aanvaardbaar achten dat de mens dieren houdt”, aldus de wetenschappers.