W. is volgens het openbaar ministerie (OM) prominent lid geweest van de Hofstadgroep, een terreurnetwerk van overwegend Marokkaanse jongemannen dat zich concentreerde rond Mohammed B., de moordenaar van cineast Theo van Gogh. W. is de nakomeling van een Amerikaanse vader en een Nederlandse moeder. Het gerechtshof in Den Haag veroordeelde hem in 2008 tot vijftien jaar cel.

W. gooide op 10 november 2004 een handgranaat naar leden van een arrestatieteam dat hem en medeverdachte Ismaël A. in een woning in de Haagse Antheunisstraat wilde arresteren. Volgens het Haagse hof was dat geen terroristische daad. Anders dan de rechtbank oordeelde het hof over de Hofstadgroep als geheel dat het geen criminele of terroristische organisatie is geweest. De verdachten werden op dat cruciale onderdeel dan ook vrijgesproken.

Het OM tekende beroep in cassatie aan bij de Hoge Raad. Dit hoogste rechtscollege vond dat het gerechtshof in Amsterdam zich nog eens over die vraag moet buigen: is de Hofstadgroep een terreurorganisatie geweest?

Jason W., die als enige van de zeven verdachten nog vastzit, ziet het proces vol goede moed en dito voornemens tegemoet. „Bij het hof in Den Haag heb ik een passieve houding van non-coöperatie laten zien”, zei hij. „Maar nu ga ik een actieve verdediging voeren. Ik heb vertrouwen in de competentie en integriteit van dit hof en in het systeem in Nederland.” De overige zes verdachten verschenen vrijdag niet op de zitting.

Het Amsterdamse hof heeft in oktober, november en december in totaal achttien dagen uitgetrokken voor het proces. Het rechtscollege hoopt op 17 december uitspraak te kunnen doen.