Afscheid van een majestueus levenswerk
Zijn ’kindje’ durft hij de Batavia niet te noemen. „Maar het is wel het meest dominante voorwerp dat ik heb gemaakt.” Scheepsbouwmeester Willem Vos besteedde ruim vijftien jaar van zijn leven aan de bouw van een majestueus VOC-schip, de Batavia. Morgen neemt hij afscheid van de werf, waar hij het onvoltooide admiraalsschip De Zeven Provinciën achterlaat. „Ik heb de energie niet meer om er nog een keer voor de volle honderd procent tegenaan te gaan.”
Als kind was hij al gefascineerd door schepen. En dat is altijd zo gebleven. Sinds zijn zestiende jaar werkt Willem Vos, nu 63, als scheepsbouwer. Zijn leven is opgedeeld in een periode voor de Batavia, de bouw van het schip en straks ook de tijd ná de Batavia.
Het afscheid is niet zonder reden, zegt Vos. „Ik word een dagje ouder en er wordt hier wel het admiraalsschip van Michiel de Ruyter nagebouwd. Dat vraagt erg veel energie, je moet er volop tegenaan gaan. Nu mijn motivatie daalt, taant mijn gezag. Dan wordt het tijd om op te stappen.”
Lopend op de steiger richting het schip kan hij het niet nalaten stil te staan bij de fraaie lijnen van de Batavia. „Moet je die boeg zien. Prachtig toch? Het schip is pas gedraaid, je kunt het nu beter van voren bekijken.” Het liefst loopt Vos bij avond rond in het vaartuig. Dat kan makkelijk, want hij woont op de werf. Vanuit zijn woonkamer kijkt hij uit over het Markermeer, met links aan de steiger de Batavia. „’s Avonds zijn er geen bezoekers. Dan geniet ik van de rust aan boord.”
Het idee voor de bouw van een replica van het 17e-eeuwse VOC-schip ontstond aan het begin van de jaren ’80, vertelt Vos. „Het ging economisch slecht in Nederland. Duizenden mensen stonden op straat zonder werk. Toen vatte ik het plan op om een schip te bouwen om te bezichtigen. Dat kon gelijk dienen als werkervaringsproject.” Toen hij in 1985 startte in Lelystad verklaarden velen hem voor gek. „Geld was er aanvankelijk nauwelijks en velen rekenden er niet op dat de Batavia ooit af zou komen. Maar het is ondanks alles toch goed gekomen.”
Vanaf de trap die leidt naar het dek van het vaartuig wijst hij op de spuipijpjes, een soort houten buizen die uit de scheepswand steken. „Daarmee loos je water dat naar binnen geslagen is. Zo’n klein onderdeel moet je helemaal met de hand maken en zorgen dat het z’n werk goed doet. Er mag namelijk geen water naar binnen komen, maar alleen naar buiten gaan. De oplossing bleek een leren hoesje in het spuipijpje te zijn. Daar kom je gaandeweg achter. En zo gaat het bijna met ieder onderdeel, tot het kleinste boutje toe.”
Het hoogtepunt van de afgelopen jaren noemt Vos de reis van de Batavia naar Australië in 2000. Met weemoed denkt hij terug aan de zeiltochten die het schip daar ondernam. „Toen bleek dat het een zeewaardig schip was. In Nederland hadden we nog nooit een meter gezeild, maar daar lukte het. Aan boord was een Russische bemanning die ervaring had met boten van dergelijke omvang. De mannen werden laaiend enthousiast toen het schip vaart begon te maken. Op een gegeven moment hoorde je een gezoem toen het op koers lag. Het was als een machine die al jaren gereed stond, maar nu eindelijk ging draaien.”
Terug in Nederland werd de Batavia weer afgemeerd voor de werf in Lelystad. Tot ongenoegen van Vos. „Het liefst zou ik het schip in een droogdok leggen. Door het zoete water gaat het hout nu rotten. Als je het in een dok legt, stopt dat. En wil je er een keer mee varen dan hoef je er maar water in te laten lopen en je kunt vertrekken.” Of het zover komt is nog maar de vraag. Vos speelt met de gedachte iets te regelen met de leegkomende NDSM-dokken in Amsterdam. Probleem daarbij is dat Lelystad de Batavia niet graag kwijt wil. „Maar het gaat uiteindelijk om het behoud van het schip.”
Op het specerijendek diep in de Batavia wijst Vos allerlei details aan. Van de dikke dragende balken tot de opbergkasten voor de zeilen. Die hokjes van nog geen meter hoog deden overigens ook dienst als onderkomen voor strafklanten. „Ik zag dit al voor me nog voordat de bouw van start ging. Daar ging veel studie aan vooraf. Tijdens de bouw liep ik al regelmatig ’s avonds door het schip. Dan keek ik hoe we de volgende dag verder moesten. Telkens probeerde ik op die manier de bouw voor te zijn en problemen te voorkomen. Dat is enorm intensief werk, maar ook erg mooi.”
Nu zijn afscheid aanstaande is, richt Vos zich op de bouw van enkele modellen van schepen. De Batavia hoort daar zeker bij. Bij zijn nieuwe huis in Lelystad laat hij op dit moment een hal bouwen voor zijn scheepstimmerbedrijf, dat hij op bescheiden schaal voortzet. „Er past een schip van zeker enkele meters lang in. Met het bouwen van schaalmodellen kan ik iets afsluiten. Mocht er met het oorspronkelijke schip ooit iets gebeuren, dan blijft het model over. Zo heb ik altijd iets om op terug te kijken.”