Binnenland

Mandaeërs: een verstrooide kudde

De Mandaeërs, een van de oudste religieuze groepen ter wereld, zijn uit Irak weggevlucht en wonen in het vrije Westen. Ruim 3000 van deze volgelingen van Johannes de Doper hebben zich in Nederland gevestigd. Voor altijd.

19 June 2010 10:39Gewijzigd op 14 November 2020 10:57
Voorganger Rafed al-Sabti doopt een van zijn gemeenteleden in de Lek bij Schalkwijk. Foto RD, Anton Dommerholt
Voorganger Rafed al-Sabti doopt een van zijn gemeenteleden in de Lek bij Schalkwijk. Foto RD, Anton Dommerholt

„Vandaag zijn we als één familie bij elkaar”, zegt prof. dr. Qoais Saidi. Vanuit Duitsland is hij samen met zijn vrouw en dochters naar Schalkwijk gereden om het doopfeest in de Lek van zijn Mandese geloofsgenoten bij te wonen. „Doordat we zo verspreid wonen zien we elkaar nu eenmaal niet iedere dag. Voor zo’n feest wil je dan best een stuk rijden.”

Saidi is ook zichtbaar opgelucht dat het stralend weer is. „De laatste twee weken hebben we voortdurend de buienradar in de gaten gehouden. Als het regent moet je het zo nemen, maar dit is toch wel plezierig, ook voor de degenen die worden gedoopt.”

Zo’n 500 Mandaeërs zijn vanuit Nederland, maar ook vanuit Duitsland, naar de Lek bij Schalkwijk gereden om bij het doopfeest aanwezig te zijn. Het is een religieus gebeuren, maar het heeft tegelijk een sociaal karakter. Op de oever staat in het gras voor de kinderen een groot springkussen dat je ook bij evenementen in dorpen en steden aantreft. Er staat een grote witte partytent met lange tafels voor het middageten. En iedereen praat met iedereen.

De Mandaeërs komen oorspronkelijk uit Irak. Ze vluchtten voor ontvoeringen, verkrachtingen en moorden. Onder Saddam Hussein hadden ze al te lijden, maar sinds de omverwerping van het Ba’athregime is hun leven door radicale moslims er niet eenvoudiger op geworden. Over de hele wereld leven verspreid zo’n 70.000 Mandaeërs, In Irak zijn er nog hooguit 5000. Mensenrechtenorganisaties vrezen dat er in Irak binnenkort van hen niemand meer over is.

De grootste gemeenschap in de verstrooiing woont in Australië. Daarna volgt Nederland met 3000 zielen. Velen hebben inmiddels de Nederlandse nationaliteit en willen niet terug naar hun land.

„Onze jongeren vragen: Waarom zouden we teruggaan?” zegt Samir San, die al in 1993 als vluchteling naar Nederland kwam en zich in Rijswijk heeft gevestigd. „Ze kunnen hier studeren en werk vinden. Ze kunnen kopen wat ze willen, ze vinden het hier gezellig en het is hier veilig. Dat zijn allemaal zaken die in Irak ontbreken. Daar is het niet veilig en er is bovendien geen werk.”

Samir San is na het vertrek van Saddam nog één keer naar Irak teruggegaan om te kijken of terugkeer mogelijk was. „Maar radicale moslims doden onze mensen en de regering beschermt ons niet.”

„In Irak ondervonden we discriminatie en werden we uitgeroeid door het Iraakse regime of volk”, zegt Rafed al-Sabti, een van de geestelijk voorgangers van de Mandaeërs. „Een voorbeeld. In 1996 vroegen we een vergunning aan om het Mandees, onze eigen taal, in de kerk te onderwijzen. Die vergunning kregen we niet.”

Al-Sabti noemt nog een voorbeeld: „In 1992 hadden we in de lente een doopfeest. Toen we wilden beginnen lag er een laag olie op de rivier. Het bleef maar komen. Wat bleek? Udai, een van de zonen van Saddam Hussein, woonde stroomopwaarts en hij zorgde ervoor dat er olie en smeer in de rivier werd geloost zodat wij ons doopfeest niet konden houden. Maar met planken hebben we een soort dijk in het water aangelegd. Wij waren sterker dan hij.”

Weer een andere keer lagen er glasscherven op de plek waar de Mandaeërs wilden dopen. Of de graven van de Mandaeërs werden geplunderd. De marmeren grafstenen namen moslims mee voor de bouw van hun huizen.

De Mandaeërs vormen een eenvoudige prooi voor de radicale moslims omdat ze geen geweld gebruiken. Al-Sabti: „Wij gebruiken geen geweld. Dat hebben we in onze geschiedenis nog nooit gedaan. Kijk eens waar al het geweld in de wereld toe heeft geleid?”

„Messen gebruiken we niet om te doden. We mogen er alleen groente mee snijden. We zijn volstrekt weerloos”, voegt Samir San eraan toe.

Ook voor Al-Sabti is terugkeer naar Irak geen optie. „Onze jongeren zijn opgegroeid in Nederland, Zweden, Duitsland of Australië, dus landen met een taal en cultuur die compleet anders zijn dan die in Irak. Als we teruggaan, verwoesten we de levens van onze kinderen. Wie teruggaat, verliest de veiligheid uit het oog en kiest voor een vijandige cultuur.”

Met het vertrek naar het vrije Westen zijn de problemen voor de bedreigde Mandaeërs niet voorbij. „De grote uitdaging waar we voor staan is hoe we verspreid over de wereld onze religie vasthouden. In Irak moesten we toen het land in oorlog met Iran was al van het zuiden, van de stad Basra, naar Bagdad verhuizen en lieten we onze cultuur achter ons, maar nu wonen we overal op de wereld. Die stap is vele malen groter.”

Een groot probleem vormt de taal, aldus Al-Sabti, die in 1996 naar Nederland kwam en in Nijmegen woont. „In Irak spraken we Arabisch, maar dat raken we nu als contacttaal kwijt omdat we verspreid over de wereld wonen. De Mandaeërs in Zweden spreken Zweeds, de Mandaeërs in Duitsland Duits, en ga zo maar door. De ouderen spreken nog wel Arabisch , maar de jongere generatie niet meer. Voor de onderlinge contacten vormt dat een groot obstakel.”

Als herder valt het voor Al-Sabti niet mee de kudde bij elkaar te houden. Was er in het verleden een sterfgeval in een gezin, dan konden andere familieleden en vrienden makkelijk komen condoleren, maar nu woont de familie verspreid over West-Europa en zijn er soms ook familieleden nog verder weg in Australië of in de Verenigde Staten. „Als voorganger moet ik met al die mensen contact houden. Wij ouderen vinden nog dat we dat contact in stand moeten houden, maar jongeren hebben dat veel minder.”

Wat Al-Sabti in dat opzicht mist is een eigen kerkgebouw waar de Mandaeërs kunnen samenkomen. „Om de contacten te onderhouden organiseren we zo ongeveer één keer per maand een bijeenkomst. De evenementen zijn vaak in Den Haag en omgeving, omdat daar in Nederland de eerste Mandaeërs zich vestigden. Dopen moet in stromend water gebeuren. Dus dat gebeurt soms in de Waal bij Nijmegen of in de IJssel bij Zwolle. Soms huren we een zwembad af, omdat het hier in Nederland te koud is. De rituelen die we in Irak hadden, kunnen we hier in het Westen niet een-op-een overnemen.”

Samir San heeft een stichting opgezet om te komen tot de bouw van een eigen kerk, maar dat vordert nog niet echt. „We zijn op zoek naar een plaats aan het water. Soms krijgen we een tip dat er een stuk grond aan het water te koop is, maar dan mag er op de plek niet worden gebouwd.”

De vrijheid die het Westen biedt, heeft ook een schaduwzijde. Al-Sabti: „De Mandaeërs die hier komen, weten niet wat vrijheid betekent. Ze zien vrijheid als iets waarbij alles mag, maar er zijn wel degelijk grenzen aan vrijheid. Laat ik als voorbeeld echtscheiding noemen. In Irak kwam die niet voor, maar hier vinden Mandese vrouwen dat ze van hun man mogen scheiden, omdat ze vrij zijn. Natuurlijk willen we dat niet. Vrijheid is mooi voor degene die weet wat het is.”

„Een kleine minderheid van de jongeren heeft in het vrije Westen met het geloof gebroken”, vertelt Al-Sabti. „Misschien zijn er meer van wie we het niet weten omdat we geen contact met hen hebben.”

Al-Sabti moet iets van het hart dat hem „pijn doet.” „Een moeder kwam met haar zonen van vijftien en zeventien jaar bij me. Ze kwamen uit Duitsland. De familie had niet veel geloof in zich. Wie had die jongens gewonnen? De islam. In de moskee hadden de jongens geleerd dat de Amerikanen ongelovig zijn en dat ze mee moesten doen met de jihad. Ik kon hen er niet van afhouden. Er zijn dus moskeeën die onze jongens benaderen en hersenspoelen. Door de nieuwe cultuur waarin ze leven, hebben de ouders weinig over de jongens te zeggen. Als dit in Irak was gebeurd, hadden we de jongens kunnen tegenhouden.”

Al-Sabti is met zorgen vervuld als hij naar de toekomst van de Mandaeërs kijkt. „Wij zijn nog maar met een kleine groep. Met mij zal het nog wel gaan, maar het wordt moeilijk voor de generatie na ons. Tegelijk geloven we dat, ook al neemt ons aantal af, wij er tot het einde zullen zijn, omdat God naar ons kijkt.”

Niet-islamitische minderheden moeten het in het Midden-Oosten vaak ontgelden. Velen zijn daarom naar het Westen gevlucht. Hoe vergaat het hen nu ze vrij zijn van discriminatie en vervolging? Zaterdag het eerste artikel deel in een serie van drie: de Mandaeërs.


Het geloof van de Mandaeërs

De naam ”Mandaeërs” is afgeleid van ”manda”, het Mandese woord voor ”kennis”. Bedoeld wordt: kennis van God. De Mandaeërs hebben verschillende namen voor God, zoals Leven of Koning van het Licht. Ze geloven dat Hij de enige schepper is.

De religie van de Mandaeërs is ongeveer 2000 jaar oud en komt vermoedelijk voort uit doopbewegingen die rond het begin van onze jaartelling in Palestina en Syrië bestonden. Wetenschappers vermoeden dat de gemeenschap van daaruit naar Irak trok, waar de Mandaeërs tot op de dag van vandaag wonen.

Een belangrijk element van hun geloof is de verering van Johannes de Doper, die voor de Mandaeërs de laatste profeet is. De Mandaeërs worden daarom wel Johanneschristenen genoemd. In de Koran worden de Mandaeërs aangeduid met Sabiërs, afgeleid van het woord ”saba”, dat dopen betekent. Jezus is voor de Mandaeërs een profeet, een grote leraar. Zij erkennen alleen Zijn menselijke natuur.

De Mandaeërs geloven dat spirituele reiniging naar God leidt. Ze geloven in een leven na de dood in de ”wereld van het licht”. Het is de plaats waar de troon van de Schepper staat en waar de zielen van de mensen na hun dood naartoe gaan.

Het belangrijkste Mandese ritueel is de doop. De doop mag alleen plaatsvinden in stromend, levend water, in een rivier dus. De Mandaeërs geloven dat dit water bij God vandaan komt, uit de Wereld van het Licht. Dopen gebeurt bij de geboorte, bij de geloofsbelijdenis, bij het huwelijk en als een Mandaeër vindt dat hij geestelijke reiniging nodig heeft.

Bij de doop wordt iemand volledig ondergedompeld, waarmee wordt aangegeven dat het leven een moment stopt en dat als hij of zij uit het water opstaat, het leven opnieuw en gezuiverd begint.

Het belangrijkste boek voor de Mandaeërs is de ”Ginza Raba”, dat de Grote Schat betekent. Een andere is het ”Boek van Johannes”. Daarnaast is er de ”Qolasta”, een verzameling van gebeden, religieuze gezangen en aanwijzingen voor de doop met heilig water. De spirituele werken zijn geschreven in het Mandees, een dialect van het Aramees. Deze taal wordt bijna alleen nog door geestelijken beheerst, alles bij elkaar door minder dan honderd mensen.

Bekeringen worden door de Mandaeërs niet geaccepteerd. Lid van de gemeenschap kan men alleen door geboorte worden. Daarom zijn trouwen en het stichten van een gezin binnen de gemeenschap moreel verplicht. Wie een niet-Mandaeër huwt, is niet langer lid van de gemeenschap.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer