Ds. K. Hoefnagel: „Ik heb een goede Meester”
KATWIJK – Zestig jaar is hij inmiddels, en 25 jaar predikant. Toch hoopt hij nog een tijdje door te mogen gaan. Ds. K. Hoefnagel: „Ik heb een goede Meester.”
De christelijke gereformeerde predikant, alweer dertien jaar verbonden aan Katwijk, kan zich erover verwonderen. „Vijfentwintig jaar – en nooit ontslagen. Terwijl de Heere alles van je weet, je hart kent en weet wie je bent, juist ook als dominee. En: al dertien jaar in Katwijk en nog steeds niet uitgepreekt. Het Woord is altijd weer nieuw. Hij die roept, is getrouw.”
Dat ds. Hoefnagel predikant wilde worden, wist hij al toen hij „vier, vijf jaar” was. Toch werd hij het pas in 1985, op 35-jarige leeftijd.
„Twee keer ben ik in Apeldoorn afgewezen”, blikt hij terug, „in 68 en in 72. Dat doet heel wat met je. Maar geestelijk is het, achteraf, een goede tijd geweest. Ik was een vrome jongen. Maar alles ging op z’n kop. Zat de Heere echt op mij te wachten? Welnee.
In de jaren erop heb ik veel onderwijs gehad, van mijn schoonvader, ds. P. Sneep, en van ds. J. van der Vlies uit Driebergen. In 1976 hebben we ook een kind verloren, een jongen, een maand oud. Datzelfde jaar overleed mijn schoonvader. Erg verdrietig. Maar toch profijtelijk, ook voor later, in het pastoraat.”
In 1980 meldde Hoefnagel zich voor de derde keer bij het curatorium. „Opnieuw zat ds. J. H. Velema daar. Hij kende mij ook nog. „Zo mijnheer Hoefnagel”, zei hij, „u komt het weer eens proberen?” „Ja dominee”, zei ik, „maar het ligt nu anders bij me. Ik weet ook zeker dat ik deze keer wel aangenomen word.” Het was er eigenlijk uit voordat ik er erg in had. Maar ds. Velema wist daar wel mee om te gaan. Toen hij mij een poosje later meedeelde dat ik was toegelaten, zei hij erbij: „Uw vertrouwen is niet beschaamd.” En dat werd het ook daarna niet. Mijn studietijd in Apeldoorn, bijvoorbeeld, is heel voorspoedig verlopen.”
Op 19 juni 1985, morgen een kwarteeuw geleden, werd de kandidaat tot predikant bevestigd in de christelijke gereformeerde kerk te Nieuwpoort. „Ik wíst dat ik daarheen zou gaan. Ik had een luchtfoto van Nieuwpoort op mijn studeerkamer. Tijdens mijn studie zei ik wel eens tegen mijn vrouw: „Daar doen we het voor.””
Nieuwpoort, het vestingstadje aan de Lekdijk – „ik heb er ontzettend veel van gehouden”, zegt ds. Hoefnagel. „Ik heb wel eens gezegd: We blijven hier net zo lang als ds. G. Blom in Meerkerk. Die heeft daar ook veertig jaar gestaan.”
De Alblasserwaard heeft nog iets eenvoudigs, licht hij toe. „Wat zeker niet hetzelfde is als simpel. Heel eenvoudige mensen zijn niet zelden heel wijs. Een van de ouderlingen beperkte zijn nieuwjaarstoespraak soms tot één zin: „Dominee, we wensen u een gezegend nieuwjaar toe. Laten we nu gaan zingen…” En toch: zó wijs. Wat dat betreft, is je eerste kerkenraad bijzonder belangrijk, vormend.”
Canada
Nieuwpoort hield zijn predikant echter geen veertig, maar vijf jaar. Zeven jaar, van 1990-1997, diende ds. Hoefnagel vervolgens de Free Reformed Church in Dundas, Canada. „Ook daar hebben we het goed gehad. Maar het verlangen naar Nederland, de kerk in Nederland, de familie, bleef. In Canada is alles zo groot, zo ver. Toch durfde ik toen het beroep van Katwijk kwam, dat niet zomaar aan te nemen. Ik heb het aan de Heere voorgelegd. En ik móést het aannemen. Nu wonen we er alweer ruim dertien jaar.”
Wat heeft ds. Hoefnagel met Katwijk? „Veel. Misschien heeft het ermee te maken dat ik een Urker ben en mijn vrouw uit Vlaardingen komt, allebei vissersplaatsen. We voelen ons hier thuis. En wat ik al zei: uitgepreekt ben ik nog steeds niet. Gods Woord is zo rijk.”
Het is ook het liefste wat hij doet, zegt hij, „preken, het pastoraat, bezig zijn in de gemeente – en daarbuiten. We hebben goede contacten met Katwijkers uit de gereformeerde gemeente, met hersteld hervormden, hervormden, de gereformeerde gemeente in Nederland. Maar vergaderen: eigenlijk is het aan mij niet besteed.”
Dat wil niet zeggen dat de predikant zijn activiteiten tot Katwijk beperkt. Zo is hij hoofdbestuurslid van de Gereformeerde Bijbelstichting (GBS), voorzitter van het Isaäc da Costafonds, dat zich inzet voor met name Messiasbelijdende Joden in Israël en redactielid van het blad Bewaar het Pand, dat tot doel heeft de „bevordering van de handhaving der oude gereformeerde beginselen” binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken.
In het jongste nummer roept u deputaten min of meer op een waarschuwing te doen uitgaan tegen het feit dat steeds meer gemeenten in uw kerkverband zich herkennen in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. „Als voluit christelijk gereformeerd predikant vind ik in de GKV nu helemaal niets dat mij aantrekt.”
„Dat heb ik geweten, ja, dat ik dat geschreven heb. Sommige mensen vonden het een verschrikkelijk stukje. Hoe had ik dit kunnen schrijven! Maar ik heb dat echt niet zomaar, onoverdacht, gedaan. Daarachter zit een groot stuk zorg.
De prediking waarmee wij in de Christelijke Gereformeerde Kerken zijn grootgebracht, kenmerkte zich altijd door twee kanten: enerzijds het „Tenzij dat iemand wederom geboren wordt…”, anderzijds je totale onmogelijkheid op dat punt. Zonde en genade. Een arme zondaar en een rijke Christus. Dat is een andere prediking dan in de GKV klinkt, waar er bijvoorbeeld min of meer van uit wordt gegaan dat de hele gemeente Gods volk is.
De leer van de GKV is door de jaren heen niet veranderd. Herkent een cgk zich dus op een gegeven moment in een gkv, dan is die cgk opgeschoven. Dat betreur ik.
Wat tegelijk niet wegneemt dat als ik een vrijgemaakte ontmoet die begint te vertellen hoe goed de Heere is voor een slecht mens, voor een zondaar, ik me daarbij thuis zal voelen.”
Als het over dit laatste gaat, zegt ds. Hoefnagel, „zie ik vaak uit naar de dag dat kerkmuren zullen wegvallen. Naar die dag mógen we uitzien – en om vragen.”