Koreaveteraan, strijder in een vergeten oorlog
WEERT – Commandant Schreuders liet vier mitrailleurs richten op de tunnel waarin hij de vijand vermoedde. Toen hij voor de zekerheid toch even ging kijken, zag hij dat zich daar gevluchte burgers bevonden. „Stel je voor dat ik bevel tot vuren had gegeven...”
Voor kolonel L. C. Schreuders is het een van de gebeurtenissen die het diepst indruk maakten tijdens de Koreaanse oorlog. „Het was wel een stommiteit dat ik zelf ging kijken. Dat moet je als commandant nooit doen.”
Dinsdag sprak Schreuders in Schaarsbergen tijdens de herdenking van de Nederlanders die zestig jaar geleden in Korea omkwamen. „Een derde deel van ons bataljon sneuvelde of raakte gewond.”
De inmiddels 86-jarige officier stuurt elk jaar een protestbrief naar de organisatoren van een andere herdenking, in Roermond. „Korea staat daar vermeld op het monument voor de vredesoperaties, maar wordt tijdens de herdenking niet genoemd. Men heeft het over Nederlands-Indië, dan komt er dertig jaar niets en daarna de missie in Libanon. En dat terwijl in Korea 123 van de 3972 ingezette Nederlandse militairen omgekomen zijn, meer dan twee keer zo veel als de ongeveer 55 slachtoffers van alle latere vredesmissies bij elkaar. Pas de laatste tien jaar verschijnen er boeken over ”de vergeten oorlog”, zoals wij de strijd in Korea noemen.”
Verklaarbaar is dat wel: „Korea was voor de Nederlanders ver van het bed. We hadden ook geen band met het land, zoals met Indië. De Nederlanders die naar Korea gingen, waren allemaal vrijwilligers, dus over onze lotgevallen werd al snel gezegd: Je hebt er toch zelf voor gekozen?”
Juist in de eerste lichting, waartoe Schreuders behoorden, vielen veel doden. „Bij de huidige vredesmissies krijgt elk slachtoffer veel aandacht. In onze tijd was er geen sprake van dat een slachtoffer naar Nederland werd teruggebracht. Nederland was er in die tijd ook veel meer aan gewend dat er grote aantallen mensen omkwamen.”
Schreuders had vanuit zijn onderduikadressen in Benschop en Polsbroek verzetswerk gedaan. Na de bevrijding meldde hij zich met verzetscollega’s bij het leger. Na een jaar training in Engeland –waar Schreuders zijn latere vrouw leerde kennen– volgde ruim twee jaar Indië.
In 1950 kwam Schreuders terug in Nederland. Omdat zijn werk als chef bij een lopende band in een fabriek hem niet beviel, keerde hij terug naar het leger. „Ik heb me voor Korea gemeld. Daar had het eerste militaire treffen tussen kapitalisme en communisme plaats. Wij waren bevrijd en wilden nu ook andermans vrijheid verdedigen. Daarnaast trok het militaire leven me ook weer. Er gebeurde iets in de wereld; daar wilde ik bij zijn, en mijn ervaring gebruiken.”
In november 1950 ging Schreuders naar Korea, in oktober 1951 was hij weer thuis. „Toen wij in Korea aankwamen, werd er niet meer gevochten, dus aanvankelijk dachten we: Wat komen we hier eigenlijk doen? Maar toen ging China zich ermee bemoeien. Wij werden naar voren gestuurd en bij een Amerikaanse divisie ingedeeld. We waren goed opgeleid en hadden Indië-ervaring, dus de Amerikaanse commandant wist wat hij aan ons had. Zijn eigen soldaten namen minder initiatief. Het gevolg was dat hij ons voor de riskante klusjes inzette.
De frontlijn ging als een jojo heen en weer. We rukten op, werden teruggeslagen, rukten weer op. Er ontstonden vuurgevechten van man tegen man. Toen bataljonscommandant Den Ouden sneuvelde, schoven er mensen door en werd ik compagniescommandant.
We werkten onder barre weersomstandigheden, want het was er óf venijnig koud –omdat we daarvoor niet waren uitgerust, trok je drie stel ondergoed aan– óf heel warm, óf kurkdroog, óf het regende dagenlang, zodat onze schuttersputjes volliepen.”
Een van Schreuders’ laatste acties was het heroveren van een berg die twee hoofdwegen beheerste. „Vanaf een heuvel leidde ik de artillerie- en mortiersteun bij de aanval op die berg. De Chinezen kregen dat in de gaten en begonnen de heuvel te beschieten. Ik zag de inslagen dichterbij komen. Ik kon inschatten hoe lang ik nog op m’n rots kon blijven liggen. In een reflex dook ik toch opeens weg achter het blok. Pal daarna kwam er een inslag op de plaats waar ik had gelegen.
Je moest mensen soms riskante opdrachten geven. Daar moet je wel beroepsmatig mee kunnen omgaan. Een luitenant huilde: „Ik heb ze de dood ingejaagd.” Maar zo kun je niet functioneren. Dat klinkt hard, maar je móést wel.”