Binnenland

TEST_Autorijden is een vak

De rijvaardigheid van de politie ligt onder vuur. Regelmatig vallen doden en gewonden, mede door de rijstijl van agenten. „Snel, snel, gás. Een vechtpartij.”

26 May 2010 08:56Gewijzigd op 14 November 2020 10:41
Een politieauto van het korps Haaglanden botste in 2008 tegen een tram van RandstadRail. Foto ANP
Een politieauto van het korps Haaglanden botste in 2008 tegen een tram van RandstadRail. Foto ANP

Met volle vaart rijdt de auto over de smalle parallelweg door Hoevelaken. Rijinstructeur Cars van Weelden voert de druk op. „Snel, snel. Er zijn gewonden gevallen.” De chauffeur geeft nog meer gas op het krappe klinkerstraatje.

Dan gaat het mis. De chauffeur merkt te laat de oprit naar de hoofdrijbaan op, spurt rechtdoor en rijdt zich hopeloos vast in het laatste, doodlopende stuk parallelweg. Van Weelden schatert. „Helemaal fout.”

Van Weelden traint regelmatig politieagenten, ambulancepersoneel en chauffeurs op brandweervoertuigen. Geen overbodige luxe, aldus de directeur van het Nederlands Instituut voor Verkeersveiligheid (NIV) in Barneveld. „Er kan nog een hoop worden verbeterd aan het rijgedrag van agenten.”

Harde cijfers lijken hem gelijk te geven. In 2008 waren er ruim 2300 politieauto’s en -motoren betrokken bij een aanrijding. De score steekt nog gunstig af bij de ruim 2700 ongelukken, die van 2005 tot 2007 gemiddeld per jaar plaatsvonden. Bij deze ongevallen met politievoertuigen kwamen tien agenten en een burger om.

De cijfers over 2009 zijn nog niet bekend. De verwachting is dat het aantal verkeersongevallen met politievoertuigen weer is gestegen, schreef minister Hirsch Ballin (Binnenlandse Zaken) eind maart aan de Tweede Kamer. „Dit maakt een intensivering van de rijvaardigheidstrainingen noodzakelijk.”

Agenten die vaak achter het stuur zitten, moeten daarom elke drie jaar een verplichte rijvaardigheidstraining volgen. Bijvoorbeeld op het politieoefencircuit in Lelystad of met een training in de eigen regio.

Van Weelden leert agenten zich op een verantwoorde manier door het verkeer te verplaatsen. „Hardrijden is niet het belangrijkste. Veilig op de plaats des onheils aankomen is veel belangrijker. Want als je níét aankomt, heb je een veel groter probleem.”

Hij blikt even terug op het cursusonderdeel in het klinkerstraatje. „Als je iets minder hard had gereden, had je meer tijd gehad om vóóruit te kijken en had je die oprit tijdig opgemerkt. Nu verlies je kostbare tijd omdat je weer achteruit moet rijden.”

Van Weelden verbaast zich over agenten die met een noodgang door de bebouwde kom naar een incident rijden. „Sommigen rijden als wilden, alles lijkt te mogen, alles lijkt te kunnen. Over vluchtheuvels, door rozenperkjes.”

Hulpverleners die zich zó door het verkeer verplaatsen, staan bij aankomst „stijf van de adrenaline, met stoom uit de oren” hun werk te doen, „nauwelijks in staat om een slachtoffer rustig aan te spreken. Een tikkeltje kalmer rijden, toch op tijd aankomen en adequaat kunnen optreden is veel belangrijker.”

„Rechtsaf.” Van Weelden dirigeert de bestuurder van de Opel Zafira richting Stroe. Even wat basisvaardigheden bijbrengen. Het NIV gaat met bochtentechniek, kijkgedrag, inhaaltechniek en verkeersinzicht een stap verder dan de doorsnee rijschool.

Rechts van de weg doemt een waarschuwingsbord op: ”Overstekende fietsers”. Een duidelijke oversteekplaats ontbreekt echter. „Hoe weet je precies waar deze gevaarlijke situatie voorbij is”, wil de instructeur weten. De cursist kijkt, denkt, zoekt. Van Weelden wijst. „Dáár. Aan de overkant van de weg staat nog zo’n bord. Aan de achterkant daarvan kun je dus zien waar de oversteekplaats eindigt.”

Van Weelden loodst de automobilist richting A1. Even een stukje snelweg. Met 120 km/uur rijdt de bestuurder over het asfalt. Witte strepen over zwart asfalt flitsen voorbij. „Vraagje: hoe lang is zo’n streep?” De cursist doet een voorzichtige poging. „Een meter?”

De NIV-directeur schaterlacht. „Dríé meter. De lengte tussen de strepen? Negen meter! Met die wetenschap kun je dus veel beter afstanden op de snelweg inschatten.”

Autorijden is een vak, benadrukt Van Weelden. „Er zijn maar weinig mensen die dat vak beheersen.” Ambulancepersoneel is beter getraind dan de gemiddelde politieagent, stelt hij. „Een ambulancechauffeur rijdt negen van de tien keer met spoed door het verkeer. Een agent maakt slechts af en toe een spoedritje. Hij krijgt geen tijd ervaring op te bouwen voor rijden met zwaailicht en sirene.”

De NIV-directeur pleit daarom voor het aanscherpen van de rijvaardigheidseisen. „Het is heel gek dat automobilisten tot hun 90e alleen te maken krijgen met een huisarts om hun rijvaardigheid vast te stellen. Niemand kijkt naar rijgedrag.”

Bij agenten zou een rijvaardigheidstest verplicht deel moeten uitmaken van de Integrale Beroepsvaardigheids Training (IBT), vindt hij. Daarmee test de politie ieder jaar de capaciteiten van agenten, bijvoorbeeld de schietvaardigheid. Een politieman die niet slaagt, moet zijn wapen inleveren. „Een auto is een veel zwaarder wapen dan een Walter.”

Extra rijtrainingen kunnen niet alle verkeersongevallen met politieauto’s voorkomen, realiseert de rijopleider zich. „We kunnen het aantal ongelukken wel een heel stuk terugdringen.”

De hofleverancier voor rijopleidingen heeft ruime ervaring in het bijspijkeren van de vaardigheden van chauffeurs voor hulpdiensten, zoals de politie Amersfoort, Arnhem, Kampen, Rotterdam, Utrecht en Zwolle.

Van Weelden biedt alleen cursussen voor mensen mét een rijbewijs: de basisrijopleiding (bro) voor automobilisten, de voortgezette rijopleiding (vro) voor agenten, ambulancepersoneel en privé-chauffeurs en de specialistische rijopleiding (sro) voor arrestatieteams en observatieteams.

Het NIV voert voor de politie zogenaamde Intesten uit om de geschiktheid van potentiële leden van arrestatieteams vast te stellen. Door rood licht rijden, snel verplaatsen over de snelweg zonder de vluchtstrook te gebruiken en schaduwen zijn ingrediënten van de test. Van de honderd kandidaten blijven er uiteindelijk vier over.

De vraag bij deze zware proef is of cursisten in staat zijn meerdere opdrachten tegelijk uit te voeren achter het stuur (multitasken). „Veel mensen kunnen best geconcentreerd autorijden. Maar zodra ze er een of twee opdrachten bij krijgen, zie je de rijkwaliteit teruglopen.”

Opnieuw naar de snelweg. De Zafirabestuurder krijgt een stukje Intest voor zijn kiezen. „Rij 120 km/uur en signaleer van alle bruggen en viaducten de naam en het bouwjaar.” Makkie. De test schakelt over op een hogere versnelling. „Noem van alle viaducten naam en bouwjaar, signaleer alle gele en rode tegemoetkomende vrachtwagens, wijs alle hectometerpaaltjes met een rond getal aan en registreer alle tweetjes en vijfjes op de kentekenplaten van inhalende auto’s.”

Goedsmoeds lepelt het kandidaat-lid arrestatieteam namen, bouwjaren, gele en rode vrachtwagens, hectometerpaaltjes en tweetjes en vijfjes op. Ongemerkt zakt zijn snelheid: 120 km/uur… 110… 100…

„Let op, 120 blijven rijden”, commandeert Van Weelden. Opnieuw, namen, bouwjaren, gele en… oeps, een rode vergeten. Ai… een tweetje over het hoofd gezien. De spanning achter het stuur stijgt, de snelheid zakt opnieuw.

De goedlachse instructeur geniet. „Zo eenvoudig is het dus niet. In de praktijk voeren we de snelheid op naar 150 kilometer per uur. En we rijden met cursisten naar Keulen en doen de test bij 180 km/uur en bij 250 km/uur. Dan moet je het nog steeds kunnen volbrengen.”

De proef sluit aan bij de praktijk. „De agent in Rotterdam kan naar een overvaller moeten uitkijken naar een dader met zwart haar, grijze jas, blauwe spijkerbroek die is verdwenen richting Schiedam. Als hij alleen gefocust is op grijze jassen, heb je een probleem.”

Van Weelden erkent dat boeven vangen voor de politie zeker zo belangrijk is als de rijvaardigheid trainen. „Maar hoe moet een agent die nauwelijks kan rijden boeven vangen?”


Agent stuurt niet slecht

De politie moet zich vaak onder moeilijke omstandigheden zo snel mogelijk naar een incident verplaatsen. „Het kan altijd beter.”

Agenten rijden regelmatig een politieauto of -motor in de kreukels. Daarmee is echter nog niet gezegd dat de gemiddelde rijvaardigheid van de politie te wensen overlaat, benadrukt woordvoerder Ron Looije van de Raad van Korpschefs. „Kritiek vind ik vaak nogal goedkoop.” 
Hij wijst erop dat de politie „dag en nacht, zeven dagen in de week, bij weer en wind” met een groot aantal voertuigen op de weg is. Daarbij moeten agenten ook wel eens door rood rijden of een snelheidsbeperking negeren. „Dit werk is met geen enkele andere doelgroep te vergelijken.”

De politie besteedt doorlopend aandacht aan de rijvaardigheid, zegt Looije. Niet alleen tijdens de opleiding, maar ook in de praktijk. Onlangs is besloten de vaardigheden van agenten die veel achter het stuur zitten elke drie jaar bij te spijkeren. „Zolang je schade rijdt, kan het immers beter.”

Bovendien helpt de techniek de stuurmanskunst te verbeteren. „Politieauto’s krijgen volgend jaar een zwarte doos en parkeersensoren.”

Elk jaar moeten agenten onder andere hun (schiet)vaardigheden testen tijdens een Integrale Beroepsvaardigheids Training (IBT). De suggestie om rijvaardigheid daar ook een vast onderdeel van te maken, ligt niet voor de hand. „De schietvaardigheid trainen is nodig, want een agent schiet niet elke dag. Hij rijdt echter wel elke dag.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer