Ingetogenheid politieke deugd
In de Waalse Kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een Haagse predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Dinsdag 18 mei sprak Jan de Vries (CDA).

In de brief aan Titus worden jonge mannen opgeroepen „in alles ingetogen te zijn.” Geen gemakkelijke opgave. Zeker niet voor politici, zo weet ik uit ervaring.
Ingetogenheid is niet direct een kernkwaliteit van politici, zo zullen velen denken. Bij ingetogenheid denken wij aan rustig en kalm. Aan waardig en stemmig, of zelfs zedig, zoals sommige woordenboeken zeggen. Kwaliteiten die wij eerder toedichten aan predikanten dan aan politici.
Want een politicus die rustig, kalm en stemmig is, zal moeite hebben om zichtbaar te worden voor zijn of haar achterban. Juist in deze tijd, waarin de media allesbepalend zijn voor het verkrijgen van een herkenbaar profiel, is dat geen pre. Een volksvertegenwoordiger die onzichtbaar is voor de media is dat veelal ook voor het volk
Politici worden graag gezien en gehoord. Geen wonder, want wij hebben een boodschap voor de wereld. Tenminste, zo zou het moeten zijn. In die zin kun je spreken van missionaire politici. Ik denk dat onze samenleving juist nu smacht naar missionaire politici. Naar politici die niet schromen hun visie uit te dragen. Een visie die voorbijgaat aan de waan van de dag, die helaas steeds meer de agenda van politiek Den Haag bepaalt. Terwijl politiek Den Haag met al die spoeddebatten en Kamervragen ten onrechte de illusie wekt de maatschappelijke problemen op te kunnen lossen. Wanneer illusie verandert in desillusie wordt het vertrouwen in de politiek geschaad. Wij moeten daarom leren en uitdragen dat politiek bedrijven een lange adem en een langetermijnvisie vergt. Moeilijke besluiten in crisistijd zullen ingebed in een langetermijnvisie op meer sympathie en draagvlak kunnen rekenen.
„Verkondig de heilzame, onbetwistbare boodschap”, aldus Titus 2. Onze samenleving verwacht van missionaire politici ook een moreel appel. Politiek bedrijven is meer dan debatteren en amenderen. Het is ook appelleren. Zeker wanneer politici, zoals christendemocraten, niet het heil van de overheid alleen verwachten. Veel noodzakelijke veranderingen in onze samenleving kunnen alleen door die samenleving zelf worden gerealiseerd. Het is aan ons om de burgers aan te spreken op hun verantwoordelijkheid. Op hun verantwoordelijkheid voor zichzelf, vooral voor de ander en dus voor het geheel.
De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid concludeerde al in 2003 in het rapport ”Waarden, normen en de last van het gedrag” dat de overheid zich niet terughoudend moet opstellen waar het gaat om de publieke moraal. Dan gaat het vooral over de manier waarop burgers onderling met elkaar omgaan. De maatschappelijke noodzaak van een publieke moraal is sinds die tijd alleen maar toegenomen. Helaas is er tegelijkertijd een toenemende verlegenheid bij politici te bespeuren. Verder dan een voorzichtig en veilig commentaar in maximaal 140 tekens op Twitter komt het veelal niet. Wij zijn blijkbaar bang voor moraalridder te worden uitgemaakt. Terwijl dat in mijn ogen eerder een geuzennaam is.
Misschien komt de verlegenheid bij politici ook wel voort uit de moeite die sommige politici hebben om zelf het goede voorbeeld te geven. Want juist in de politiek is er sprake van een vergroving van de onderlinge omgangsvormen en het bijbehorende taalgebruik. Dan is het ook geen wonder dat je het gezag ontbeert om op de burgers geloofwaardig een moreel appel te doen. Dat je je met een moreel appel niet altijd geliefd maakt, heb ik zelf ondervonden toen ik in de afgelopen jaren onderwijs- en zorgbestuurders van vooral grote instellingen aansprak op hun ongebreidelde fusiedrang en machtsdenken. Tegelijkertijd besef ik dat een moreel appel van collega-bestuurders veel effectiever is dan dat van politici.
Van politici mag ook worden verwacht dat zij gezien en gehoord worden door verantwoording af te leggen. Verantwoording afleggen van het gevoerde beleid. Verantwoording afleggen over de wijze waarop zij invulling hebben gegeven aan hun kiezersmandaat. Ook al komen veel politici, net zoals ikzelf bij drie opeenvolgende verkiezingen, binnen op de slippen van hun lijsttrekker. Er is dus eerder sprake van een collectief mandaat. Vanwege dat collectieve mandaat moeten wij ook niet de illusie wekken zaken alleen te kunnen realiseren. Wij werken altijd in het geheel van de fractie en fracties hebben andere fracties nodig om een meerderheid te verkrijgen. Politiek bedrijven doe je dus altijd samen. Een politicus past het daarom meer te spreken in de wij-vorm dan in de ik-vorm.
Zichtbaarheid en herkenbaarheid van politici is niet in de laatste plaats van belang om ook gevoed te kunnen worden. Juist zichtbare en hoorbare politici zullen eerder aangesproken worden op hun verantwoordelijkheid en gevoed worden met praktijkervaringen en wensen uit de samenleving. Een wisselwerking die voor mij als politicus een enorme verrijking van het ambt oplevert. De kunst is dan te luisteren en niet te spreken. Terwijl juist spreken en overal een oordeel over hebben, een kernkwaliteit van politici lijkt te zijn. Politici hebben vaak snel een oordeel. Soms zelfs zonder de zaak goed te kennen of een rapport goed te lezen. Wij laten ons daarin verleiden door de media, die in hun ratrace met andere media graag de primeur hebben. Dat gaat echter nogal eens ten koste van de zorgvuldigheid. Daarom kun je soms beter eerst horen dan gehoord worden.
Zien en gehoord worden is dus om meerdere redenen voor politici van levensbelang. Maar dient, eerlijk gezegd, niet altijd een inhoudelijk doel. Politici zijn net mensen. Van de ijdelste soort. Wij worden graag gezien en gehoord. Wat is het toch heerlijk om in de spotlights te staan, te merken dat alle deuren voor je opengaan, vooraan te mogen zitten, zelfs op straat herkend te worden en soms ook nog een preekstoel te mogen beklimmen. Politici zijn BN’ers geworden. Zij figureren in spelletjes en shows. Dat voorrecht heb ik in de afgelopen acht jaar nog niet mogen smaken, maar ook ik zou de verleiding vast niet hebben kunnen weerstaan. Het BN’er-schap heeft ook zijn nadelen, zoals inmiddels collega’s bij het lezen van de roddelrubrieken ondervinden.
Al die aandacht doet wat met mensen. Het gevaar ligt op de loer dat je gaat denken dat het om jou draait. Terwijl juist volksvertegenwoordigers het volk vertegenwoordigen en een representant zijn van hun politieke stroming. Een politicus is daarom in de eerste plaats een dienaar. Een dienaar van het volk of van de Kroon. Of nog beter gezegd, in de traditie van Groen van Prinsterer: een dienaar van God, Nederland en Oranje.
Het feit dat steeds meer politieke stromingen beginselarm of zelfs beginselloos zijn helpt natuurlijk niet. Geen wonder dat het dan ook meer gaat over personen dan over het gedachtegoed. Die personendemocratie wordt nog eens extra versterkt doordat partijen zelf ook steeds meer suggereren dat het om personen in plaats van om hun visie gaat. Nieuwe partijen zijn intern weinig democratisch. De politiek leider heeft alle denkbare petten op. En de huidige verkiezingscampagne lijkt vooral te gaan over de vraag wie de premier wordt. Terwijl wij anders dan in het Amerikaanse systeem niet de premier kiezen.
Politiek commentator Lex Oomkes verwoordde het vorige week in dagblad Trouw als volgt: „De politiek is onstuitbaar verpersoonlijkt, de kiezer wil meer direct bewijs van zijn invloed op de uiteindelijke regering en dus op het beleid. Hij is geëmancipeerd van de lijdzame volger in de eigen zuil tot de zelfbewuste individualist, die zijn belangen bepalend vindt voor zijn keuze; steeds minder voor een partij, steeds meer voor een bepaalde persoon.”
Deze verpersoonlijking van de politiek is niet alleen een verarming maar maakt het vertrouwen in onze parlementaire democratie ook kwetsbaar. Het wegvallen van een leider of een kleine misstap leidt al snel tot verlies aan vertrouwen. De kiezer zoekt zijn heil dan elders. De wisselende peilingen van de afgelopen tijd zijn hiervan het bewijs. De suggestie van het kiezen van de premier gaat voorbij aan de realiteit van een coalitieregering. Ons meerpartijenstelsel maakt het nodig om verantwoordelijkheid te nemen en compromissen te sluiten. Maar in een personendemocratie wordt eerder gepolariseerd en het compromis steeds minder geaccepteerd. Politici zijn ook minder geneigd om het compromis te verdedigen. Waar juist nu verbinden nodig is.
Politici die graag gezien en gehoord worden, voldoen dus aan de verwachtingen, maar lopen ook grote risico’s. Misschien kunnen wij daarom meer leren van Titus dan op het eerste gezicht lijkt. Ingetogen, ofwel rustig, kalm, waardig en stemmig, zijn misschien wel meer kernkwaliteiten voor een politicus dan wijzelf durven te erkennen.
Politici moeten vanzelfsprekend gezien en gehoord worden. Maar dat kan ook ingetogen. Door uit te dragen dat succesvol politiek bedrijven gepaard gaat met een lange adem en een langetermijnvisie. Door niet alleen te debatteren en te amenderen, maar ook te appelleren. Door vanzelfsprekend het goede voorbeeld te geven. Door onze verantwoordelijkheid te nemen, want politiek bedrijven doe je samen. Door te verantwoorden van wat wij hebben bereikt. Door eerst te luisteren en dan pas te spreken. Door te profileren en tegelijkertijd te verbinden. Dus door dienstbaar politiek leiderschap.
Alleen zo kan de politiek haar gezag herwinnen. Opdat „onze tegenstanders beschaamd staan en niets kwaads over ons kunnen zeggen.” Aldus de brief aan Titus. Zo geeft deze brief niet alleen praktische aanwijzingen voor het onderwijs in de gemeente maar in aanloop naar de verkiezingen ook behartigenswaardige adviezen voor een nieuwe lichting Kamerleden.
De auteur is lid van de Tweede Kamer voor het CDA.