„Kerk kwam op voor Joden”
De kerk heeft in de Tweede Wereldoorlog de Jodenvervolging niet stilzwijgend aangezien, stelt ds. J. M. Snoek. Op zijn negentigste verjaardag publiceert hij er nog een boek over.
Als jongeman van bijna 21 jaar uit een gereformeerd gezin zit Johan Snoek op 23 maart 1941 „zonder interesse” in Renkum in de kerk. Toch gebeurt er in deze kerkdienst iets wat zijn leven lang met hem zal meegaan. Aan het einde leest de predikant een herderlijk schrijven van de synode voor dat protesteert tegen de Jodenvervolging. „Dat gaf mij een schok, het hielp mij om heil te vinden in de kerk”, zegt de predikant, die over twee weken negentig jaar wordt.Het protest van de kerk motiveert Snoek ook om actief te worden in het verzet. Na de oorlog studeert hij theologie en wordt predikant. In 1958 vertrekt hij naar Israël, waar hij elf jaar de Schotse kerk in Tiberias dient. Daar prikkelt de herinnering aan de kerkdienst in Renkum hem opnieuw om actie te ondernemen.
In een discussie over de rol van de kerk in de Tweede Wereldoorlog spreekt voorzitter Kadisj Lusz van de Knesset van een „oorverdovend stilzwijgen” van de kant van de kerk. De uitspraak van de Israëlische parlementsvoorzitter daagt ds. Snoek uit. Hij bijt zich vast in het talrijke archiefmateriaal dat aanwezig blijkt te zijn in het herinneringscentrum Yad Vashem in Jeruzalem, niet alleen over de kerken in Nederland, maar ook over die in andere Europese landen.
De predikant publiceert zijn bevindingen in 1969 in ”The Grey Book” (Het grijze boek). De kleur in de titel is illustratief voor de houding van de kerken in de oorlog: „Niet zwart en niet wit.” Terug in Nederland verdiept ds. Snoek zich na zijn emeritaat verder in de houding van de Nederlandse kerken tegenover de Jodenvervolging, waarover hij in 1990 een boek publiceert.
De rol van de kerk in de oorlog wordt vaak te negatief afgeschilderd, vindt de op dit moment 89-jarige predikant. Als voorbeeld noemt hij de in 2008 verschenen IP-nota van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) over het Israëlisch-Palestijns-Arabische conflict. „Er wordt te gemakkelijk gezegd: wij staan schuldig aan Auschwitz. In zekere zin is dat waar, de christelijk kerk heeft een afschuwelijke traditie van antisemitisme. Maar er mag niet verzwegen worden dat de kerk in de oorlog van zich afgebeten heeft.”
De IP-nota was voor ds. Snoek mede de aanleiding om opnieuw een boek te schrijven. Op 27 mei, twee dagen na zijn negentigste verjaardag, biedt hij zijn pennenvrucht aan aan ds. W. G. Sonnenberg, lid van het moderamen van de PKN. ”Joodse en Palestijnse tranen. Kerkelijk verzet tegen Auschwitz. Het Israëlisch-Palestijnse conflict”, gaat het heten.
De titel geeft aan dat er voor de gereformeerde predikant in de loop der jaren een belangrijk element is bijgekomen. In toenemende mate voelt hij zich bezorgd over de gang van zaken in en rond de staat Israël. Ds. Snoek: „In Israël werkte een Palestijns meisje bij ons in de keuken. Ze zei: „In mijn dorp zijn in 1948 vreselijke dingen gebeurd.” Ik wilde dat toen niet horen. Daar heb ik nu spijt van.”
De predikant hoopt vurig dat Israël in vrijheid en veiligheid mag leven. „In de oorlog ben ik solidair geweest met het Joodse volk. Als ik de oorlog over zou moeten doen, zou ik alleen maar Joden helpen. Hun nood was zo ontzettend groot, dat besefte ik toen onvoldoende. Mijn predikant plaatste eens twee Joden op twee onderduikplaatsen van mij, bestemd voor militairen. „Dat kun je niet maken”, zei ik. ”Dat kan ik wel maken”, zei hij, „want als Joden in Duitse handen vallen, gaan ze een gewisse dood tegemoet.” Hij had gelijk.”
Maar verbondenheid met het Joodse volk betekent voor ds. Snoek niet dat hij alles kan goedkeuren wat Israël doet. „Hamas zijn geen lieve jongens. Maar ik heb de Duitse bezetting ervaren en ben geëvacueerd geweest. Ik weet hoe erg het is onder een bezetter te leven. Uitverkiezing is geen vrijbrief voor een zondig leven. Dat geldt voor christenen, maar ook voor Joden.”
De waarheid over het kerkelijk verzet in de oorlog weegt voor ds. Snoek uiteindelijk veel zwaarder dan zijn visie op de gang van zaken in het Midden-Oosten. „Het politieke conflict rond Israël is over twintig jaar gedateerd. Maar de houding van de kerk in de Tweede Wereldoorlog is over 500 jaar nog van belang. Het zou triest zijn als vergeten wordt dat de kerk in Nederland in de Tweede Wereldoorlog –met vallen en opstaan, dat wel– voor de Joden gekozen heeft.”
Een onvergetelijke kerkdienst
„Het was nog geen maand na de februaristaking: in Amsterdam en de Zaanstreek was men massaal in verzet gekomen tegen de jodenvervolging maar dat verzet was in bloed gesmoord door standrechtelijke executies en arrestaties op grote schaal. Op 13 maart stierven ”de achttien doden” voor het executiepeloton; drie hunner waren februaristakers.
We wandelden naar de kerk: mijn moeder, zus, broer en ik, een jongeman van toen bijna 21 jaar die weinig of geen heil zag in het christelijk geloof, laat staan in de kerk. Maar als je wegbleef uit de kerkdienst, kreeg je gedoe in gezin en familie. Dus je zat er, zonder interesse. Onze dominee was ziekelijk en zou kort daarop met vervroegd emeritaat gaan. Rechts van de preekstoel zaten de ouderlingen, links de diakenen. Ik kende hen van haver tot gort: winkeliers net als wij, arbeiders en boeren. Met één ouderling zou ik een jaar later bijna slaande ruzie krijgen, toen hij tijdens een huisbezoek (dat werd trouw ieder jaar bij elk gezin door twee ouderlingen afgelegd) durfde te beweren dat je moest buigen voor de voorschriften van de bezettende macht, die volgens hem nu onze overheid was.
Aan het eind van de dienst was er een onverwachte toegift: een ”herderlijk schrijven” van de synode, het hoogste bestuursorgaan van de kerk. Een lang stuk, dat werd voorgelezen door de predikant. Nu vind ik het veel te uitvoerig (…). Naar mijn herinnering duurde het toen helemaal niet lang. De gemeente luisterde ademloos. Ik citeer uit de passage die gaat over het joodse volk:
In onze tijd wordt met steeds meer klem de gedachte voorgestaan, dat niet de verhouding tot Gods naam, maar de verbondenheid aan een bepaald volk of ras de betekenis van iemands leven bepaalt en de grote scheidslijn vormt tussen de mensen. (…) De zorgen, die in de laatste maanden velen onzer volksgenoten vervulden, zijn ook aan U niet voorbijgegaan. Dat kan ook niet, waar juist de gemeente van Christus vanuit het Evangelie in de historie van het joodse volk de Christus zag geboren worden en reeds op die grond nimmer de vraag naar een bepaald ras kan laten worden tot een begrenzing van de liefde tot onze naaste en van de barmhartigheid, die we schuldig zijn.
Op die zondagmorgen is het herderlijk schrijven van de synode voorgelezen in alle ruim 800 kerkgebouwen waarin diensten van de gereformeerden gehouden werden. Het is nu moeilijk na te voelen – ofschoon er vanuit de optiek van nu op de inhoud hier en daar kritiek te leveren valt – hoezeer zo’n getuigenis de mensen toen een hart onder de riem stak in een tijd waarin radio en krant onder Duitse censuur stonden. De ”conspiracy of silence” ten opzichte van de joden en hun lot werd doorbroken. In mijn dagboek staat: „Gisteren is van de kansel een schrijven afgelezen dat uitmuntte door mannentaal.””
Joodse en Palestijnse tranen. Kerkelijk verzet tegen Auschwitz. Het Israëlisch-Palestijnse conflict, Johan M. Snoek; uitg. Skandalon, Vught, 2010; ISBN 978 90 765 6498 2; 128 blz.; € 12.50.