Militair kan in woestijn goed functioneren
Een militair in de woestijn van Irak heeft flink te lijden van zand, stof en stormen maar kan desondanks goed functioneren. Daar komt pas verandering in als wapens worden ingezet die het dragen van een gasmasker noodzakelijk maken. Dan kan een soldaat namelijk zijn warmte minder goed kwijt en gaat de snelheid van handelen achteruit.
Dat zegt kolonel K. Gijsbers van de landmachtstaf, die bij de operaties van de NAVO-vredesmacht KFOR in Kosovo met gelijksoortige omstandigheden ervaring heeft opgedaan. Hij weet veel van de mogelijkheden om in extreme omstandigheden te overleven.
„Goede kleren, zoals lichte, camelkleurige camouflagepakken, zijn bij temperaturen van 30 tot 35 graden Celsius geen luxe. Ze moeten losjes zitten en zoveel mogelijk lichaamsdelen bedekken, zoals je ook bij bedoeïenen ziet. In de koude nachten, waarbij het tegen het vriespunt loopt, is het echter zaak laag over laag aan te trekken om warm te blijven”, legt Gijsbers uit.
Onderzoek naar airco-pakken bevindt zich volgens hem nog in een experimenteel stadium. Een probleem vormen de vele noodzakelijke batterijen die de drager met zich mee moet zeulen.
Iedere militair die in de woestijn in actie komt heeft een rugzak met drie liter water. Een slangetje naar de mond zorgt ervoor dat het vocht geleidelijk in de mond komt, wat beter is dan heel veel in een keer te drinken. Het aantal hitteberoertes neemt hierdoor af.
„Het is lastig”, vervolgt de kolonel, „maar je moet jezelf blijven dwingen genoeg te drinken, ongeveer vijf tot tien liter per dag. Zodra je hoofdpijn krijgt, weet je dat je te weinig vocht binnenkrijgt. In totaal gebruikt een soldaat in de woestijn 25 liter water per dag, inclusief een beetje wassen en eten. Tijdens een gevecht komt er van een echte douche natuurlijk niet zo veel terecht.”
Voor een divisie van 20.000 man betekent dit dat elke dag 25 tankauto’s onderweg zijn, rekent Gijsbers voor. Pas als de situatie in Irak stabieler wordt, bestaat de mogelijkheid lokaal water te produceren.
Het Nederlandse leger schrijft geen zouttabletten voor. De maaltijden, ook uit de militaire noodrantsoenen, bevatten voldoende voedingsstoffen. Het leger verstrekt als het nodig is zonnebrandsmeersels. Over de hygiëne in de woestijn kan Gijsbers kort zijn: „Die is onder oorlogsomstandigheden wel van belang, maar kan pas tijdens gevechtspauzes aandacht krijgen.”
Zand en stof gaan overal tussen zitten. Dat geldt zowel voor mens als machine. Bij de mens ontstaat overal jeuk, maar vooral bij ogen en longen is het oppassen geblazen. Een stofbril en monddoek bieden bescherming. Wapens hebben eveneens te lijden en vragen meer onderhoud. „Toch is veel smeerolie ook niet goed, omdat het zand daaraan blijft plakken”, aldus Gijsbers. Als saillant detail vermeldt hij dat veel soldaten ter bescherming een condoom over de loop van hun wapen doen. „Schieten blijft dan te allen tijde mogelijk en het wapen blijft schoon.”
Bij tanks en auto’s werken de zandkorrels als schuurmiddel. Rupsbanden slijten sneller en een luchtfilter dient soms elke dag te worden verwisseld. Voor de bemanning en inzittenden van helikopters is het leed af en toe letterlijk niet te overzien. Doordat zand ook door de motor gaat, hadden de Amerikanen en Britten deze oorlog al met dodelijke ongelukken en noodlandingen te maken.