„Heropenen strafzaak hangt te veel af van toeval”
Wie in Nederland een afgesloten strafzaak heropend wil krijgen, is te veel afhankelijk van het toeval.
Dat stelt emeritus hoogleraar wetenschapsfilosofie dr. A. A. Derksen, auteur van het boek ”Lucia de B.: reconstructie van een gerechtelijke dwaling”.Veel van de inzichten die Derksen in dit boek aandraagt, speelden een rol bij het herzieningsbesluit in de zaak-De Berk. Zo onderschreven getuigen-deskundigen die voor de herziening werden ingeschakeld zijn conclusie dat er alle reden is om aan te nemen dat de patiënten die De Berk zou hebben vermoord een natuurlijke dood gestorven zijn. Ook het hof in Arnhem deed dat uiteindelijk.
Het laten overdoen van een afgesloten strafzaak is de verantwoordelijkheid van de Hoge Raad. Van doorslaggevend belang is dat er na de definitieve veroordeling van de verdachte een zogeheten novum opduikt, een nieuwe feitelijke omstandigheid die vermoedelijk tot vrijspraak zou hebben geleid als de rechters er tijdens de inhoudelijke behandeling van de zaak weet van hadden gehad.
Na de veroordeling van De Berk ontstond vooral discussie over de doodsoorzaak van een patiëntje van zes maanden. Door haar dood in 2001 kwam De Berk als verdachte in beeld.
Alle rechters die zich in eerste instantie over haar zaak bogen, achtten bewezen dat zij het kind had vergiftigd met digoxine. Derksen benadrukte in zijn boek onder meer dat zelfs de hoogste in haar bloed gemeten digoxinewaarde nog mijlenver lag onder de drempel waarbij volgens internationale deskundigen sprake is van digoxinevergiftiging.
De Commissie evaluatie afgesloten strafzaken (CEAS), waar Derksen de zaak-De Berk voordroeg, constateerde dat de rechter op dit punt te snel voorbijging aan de verschillende opvattingen van deskundigen. Deze commissie adviseert de top van het openbaar ministerie over het heropenen van afgesloten strafzaken.
De CEAS overtuigde de advocaat-generaal bij de Hoge Raad nog niet, maar deze ging wel overstag toen een door hem ingeschakelde deskundige in iets andere bewoordingen de conclusiesvan Derksen en de CEAS herhaalde en uitbreidde. Derksen: „In hetuiteindelijke herzieningsbevel voert de Hoge Raad als reden aan dat er sprake is van bijzondere omstandigheden, maar de exacte invulling daarvan blijft vaag.”
Volgens Derksen is de vraag of er in juridische zin sprake is van een novum van ondergeschikt belang. „Belangrijker is de vraag of er goede argumenten zijn om te veronderstellen dat rechters een fout hebben gemaakt.”
Hij vindt het onbegrijpelijk dat De Berk na de eerste herzieningsaanvraag vier jaar op het hernieuwde oordeel moest wachten. „Als we met elkaar erkennen dat onze rechtspraak feilbaar is, moeten we een rechtssysteem hebben dat fouten tijdig redresseert.”
Volgens persraadsheer M. Roessingh van het gerechtshof in Arnhem toont de vrijspraak van De Berk juist aan dat het rechtssysteem, met zijn mogelijkheid gesloten strafzaken te herzien, werkt. „De waarheid van vandaag is dat mevrouw onschuldig is”, aldus Roessingh woensdag.