Gedeeld ouderschap in opmars
Het aandeel co-ouderschappen na echtscheiding zijn in de periode 2000-2009 toegenomen van 5 naar 21 procent. Dat stelde dr. Ed Spruijt, scheidingsexpert van de Universiteit Utrecht, woensdagmorgen.
Spruijt baseert zich op een steekproef onder 4400 kinderen van wie ongeveer 1000 met gescheiden ouders.Uit zijn onderzoek blijkt een tweedeling: 20 procent van de kinderen groeit na scheiding op in een co-ouderschapsituatie, waarbij de kinderen beurtelings bij de vader en de moeder wonen. „Die ouders zijn in staat tot overleg met elkaar, om tot een redelijke oplossing te komen voor de kinderen.”
De overige 80 procent groeit op in een situatie waarbij de ouders met elkaar in de clinch liggen.
Van de thuiswonende kinderen tot 6 jaar groeit 21 procent op in een co-ouderschapsituatie. Schoolgaande jeugd van 6 tot 16 jaar woont in het algemeen vaker bij de moeder, stelt Spruijt.
„In het algemeen gaat het ook kinderen in een co-ouderschapsituatie minder goed dan die in stabiele gezinnen”, constateert de echtscheidingdeskundige.
„Hoewel het hen beter gaat dan kinderen van gescheiden ouders die met elkaar blijven ruziën, kampen ze ook met depressieve gevoelens, vertonen agressiever gedrag en behalen ook een lager eindniveau op school.”
Toch is Spruijt voorzichtig positief over het verschijnsel co-ouderschap. „Gegeven het feit dat er sprake is van een echtscheiding is co-ouderschap een redelijke oplossing voor de kinderen.” Maar het fenomeen brengt volgens hem ook risico’s met zich mee. „Kinderen zien dat de ouders hen in goed overleg opvoeden, en denken: Waarom gaan jullie niet gewoon bij elkaar wonen?”