In totaal werden vier getuigen gehoord, met de bedoeling helder te krijgen wat er op de dag van de ramp op het terrein van SE Fireworks is gebeurd: een broer van SE Fireworks-directeur Willy Pater, een buurman van Pater, en de gebroeders De Jong, die beiden op afroepbasis in het Enschedese vuurwerkbedrijf hebben gewerkt. Vooral de laatste twee waren tegenstrijdig in hun verklaringen.

Op 13 mei 2000, de dag van de vuurwerkramp, zou M. de Jong een vuurwerkbord ophalen op het bedrijf, bedoeld voor de jarige buurman van A. de Jong. Laatstgenoemde zou dat de avond van 13 mei afsteken. De afspraak was dat Bakker rond 16.00 uur bij SE Fireworks zou zijn om het bord af te geven. Zover kwam het echter niet, omdat de ramp toen reeds was geschied.

De getuigenverhoren spitsten zich maandag toe op de vraag wie dat bord zou ophalen. M. de Jong verklaarde eerder bij de politie dat hij dat zou doen. Volgens A. de Jong zouden ze dat gezamenlijk doen, maar omdat hij het die 13e mei nogal druk had, vroeg hij zijn broer toch alleen te gaan. Veel wisten de broers zich niet meer te herinneren.

„Schandalig”, noemde Plasman de getuigenverhoren. „Het hof heeft vragen gesteld die drie jaar geleden gesteld hadden moeten worden. Dit is het failliet van het onderzoek naar het eerste vlammetje.” Hij vindt het onbegrijpelijk dat onder anderen de gebroeders De Jong wel door de politie, maar nooit door een rechter-commissaris zijn gehoord. „Drie jaar na dato kunnen ze zich veel niet meer herinneren.”