„Agenten hebben emotioneel het meeste last van onverwachte incidenten”
Op beelden van het onderzoek rond de moord op de tiener Milly Boele doken ze weer op: rechercheurs en forensisch experts die minutieus de plaats delict onderzoeken. Welke impact hebben ernstige incidenten waarbij kinderen zijn betrokken op hen?
De verdrinking van een jongetje ergens in de jaren 70 maakte op rechercheur P. Vijfhuizen (59) uit Capelle aan den IJssel een onuitwisbare indruk. „Ik was nog niet zo lang bij de politie. Het kind was vermist en wij zochten langs de waterkant. Op de bodem zagen we een driewieler liggen. Kort nadat wij waren gaan dreggen, kwam het lichaampje omhoog. Het beeld van het moment waarop het hoofdje van het ventje boven water verscheen, staat na al die jaren nog op mijn netvlies. Ik moest direct denken aan onze oudste zoon, die toen ook vier jaar was.”De verdrinking heeft Vijfhuizen maandenlang beziggehouden. „Ik stond ermee op en ik ging ermee naar bed. Een bedrijfsopvangteam of nazorg bij de politie was er in die tijd nog niet. Er heerste een cultuur van niet huilen, maar doorgaan.”
Kindermisbruik
In zijn huidige functie als rechercheur bij de afdeling zedenzaken van de politie Rotterdam-Rijnmond komt Vijfhuizen nog steeds met schokkende incidenten in aanraking.
Hij behandelt –altijd samen met een collega– zaken zoals openbare schennispleging, seks met minderjarigen en verkrachting. „Kindermisbruik komt heel veel voor. Ons werk is waarheidsvinding en dat kan knap moeilijk zijn. Meestal gaat het om gebeurtenissen die zich al jaren geleden afspeelden. Dan kan het lastig zijn om daar de bewijzen voor te vinden.”
De verhalen die Vijfhuizen aanhoort kunnen zeer schokkend zijn. Hij raakt er soms behoorlijk geëmotioneerd van. Zo nam de rechercheur circa zeven jaar geleden een aangifte op van een meisje dat jarenlang stelselmatig door haar vader was misbruikt.
„Het was van kinds af aan begonnen en de vader ging steeds iets verder, totdat het daadwerkelijk tot geslachtsgemeenschap met zijn dochter kwam. Het meisje was erg emotioneel. Na uren kwam het verhoor tot een einde. Iedereen blies even stoom af. We gaven het meisje complimenten omdat ze het zo goed had gedaan. En dat het verhoor zou bijdragen aan een oplossing.
Plotseling begon het meisje te huilen. Op onze vraag waarom ze moest huilen, riep ze: „Het is wel mijn vader.” Dat maakte heel veel emotie bij me los. De verdachte had dingen bij zijn dochter gedaan waardoor hij niet eens meer verdiende haar vader genoemd te worden. Maar het meisje voelde de bloedband nog steeds.”
Onbegrip
Vijfhuizen probeert de emotionele last van schokkende verhalen en incidenten niet mee naar huis te nemen. „Thuis heb ik het eigenlijk nooit over mijn werk. Dat heb ik mezelf vanaf het begin opgelegd. Gelukkig kan ik op het bureau heel goed praten met collega’s. Er heerst een uitstekende sfeer op de afdeling. Mocht een gesprek met collega’s geen soelaas bieden, dan is er altijd nog het jaarlijkse verplichte gesprek met een psycholoog.”
Moeite heeft Vijfhuizen nog steeds met kinderpornozaken. „Die wennen nooit. Gelukkig is er tegenwoordig een speciaal team dat de beelden die op iemands computer zijn gevonden beoordeelt, maar nog niet zo lang geleden moesten we dat zelf doen. Hele series foto’s en films. Die beelden raak je niet kwijt.”
De christelijke achtergrond van Vijfhuizen, aangesloten bij de gereformeerde gemeente in Capelle aan den IJssel, leidt er soms toe dat hij in verlegenheid wordt gebracht. „Als zich een zedenzaak voordoet waarbij de verdachte kerkelijk meelevend is, dan heb ik heel wat uit te leggen. Collega’s uiten merkbaar hun onbegrip. Ik probeer dan uit te leggen dat kerkmensen niet anders zijn dan mensen daarbuiten, terwijl je van hen natuurlijk toch meer zou mogen verwachten.”
Gruwelijke beelden
Het grijpt forensisch kinderpatholoog Soerdjbalie-Maikoe (40) aan als ze ziet hoe een minderjarige door opzettelijk geweld van een ander de dood vindt. „Je ziet dan hoe kwetsbaar een kind is. Ze kunnen zich niet verweren tegen boosdoeners. Dat is dramatisch.”
De forensisch kinderpatholoog, een van de twee die het Nederlands Forensisch Instituut in Den Haag in huis heeft, komt in haar werk in aanraking met gruwelijke beelden. „Ik voer obducties uit (uit- en inwendig onderzoek, BM) bij kinderen die met geweld zijn omgebracht. Dat kan enorm confronterend zijn.”
Voor Soerdjbalie-Maikoe voelt het werk niet anders als er een kind op de onderzoekstafel ligt over wie in de media al veel is gemeld. „Ik laat me niet leiden door alle media-aandacht. Wat wel meespeelt is dat mijn omgeving –collega’s, familie of vrienden– me nieuwsgierig vragen of ik bij een bepaalde zaak ben betrokken. Ik ben nu eenmaal een van de twee forensisch kinderpathologen bij het NFI, dus de kans dat ik met een bepaalde zaak bezig ben, is vrij groot. Meestal laat ik het antwoord ergens in het midden en ga ik inhoudelijk niet op de zaak in.”
Gewenning
In hoeverre neemt de patholoog de schokkende beelden uit de sectieruimte mee naar huis? „Werk en privé kan ik gelukkig goed scheiden. Het is ook iets wat je een beetje in je moet hebben, een karaktereigenschap. Je vraagt je soms wel af hoe iemand tot een bepaalde gruweldaad in staat is, maar je went er anderzijds ook wel aan. Waarmee niet gezegd is dat er nooit een moment komt waarop ik zeg dat ik er niet meer tegen kan.”
Het NFI heeft vertrouwenspersonen in huis bij wie de patholoog terechtkan als het echt niet meer gaat. „Zo ver heeft het bij mij nog nooit hoeven te komen, gelukkig. Ik vind vooral het gesprek en de contacten met collega’s prettig en belangrijk. Je kunt dingen van je af praten en steun bij elkaar vinden.”
Psychiater prof. B. Gersons behandelt jaarlijks op een speciale poli van het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam zo’n vijftig tot honderd agenten met posttraumatische stressklachten.
„Onder hen zijn jonge, onervaren agenten die nog in hun opleiding zitten. Zij kunnen soms de vreselijkste dingen meemaken of zien. Schietpartijen, dode lichamen en andere weerzinwekkende taferelen. Er kwam een agent bij me die een kamer was binnengegaan waar iemand zich had opgehangen. De persoon hing er al drie weken. De aanblik en de geur: ze lieten de agent niet meer los.”
Daarnaast is er de ervaren groep voor wie alles op een gegeven moment te veel wordt. „Het is de bekende druppel. Zulke agenten kunnen soms niet meer stoppen met huilen als ze hier op de poli zijn.
De derde categorie –de kleinste groep– zijn militairen die instromen bij de politie. Het gaat dan om veteranen die met problemen kampen doordat ze in het buitenland vreselijke dingen hebben meegemaakt.”
Hoe ingrijpend is het onderzoek rond de moord op Milly Boele voor rechercheurs?
„Agenten hebben emotioneel meer last van heel onverwachte incidenten, zoals de menigte die zich vorig jaar zomer in Hoek van Holland tegen de politie keerde. Hoe vreselijk de zaak-Boele ook is, ze weten toch min of meer wat ze op de plaats delict zullen aantreffen.
Ze hebben meer te vrezen van bijvoorbeeld psychiatrisch gestoorden die onverwachte dingen kunnen doen. Of voor een grote aanval van discogangers op de politie waarbij de agenten zich in het nauw gedreven voelen.”
Is er bij de politie voldoende oog voor nazorg voor medewerkers?
„Vergeleken met het buitenland doen we het in Nederland erg goed. Door de inzet van de politiebonden en de Politieacademie is er steeds meer aandacht voor goede nazorg. De signalering van problemen bij politiemensen kan volgens mij nog een stuk beter.”
Gezinsmoord
In het voorjaar van 2005 vermoordde de 33-jarige Richard H. uit Zoetermeer zijn vrouw en twee dochtertjes en begroef ze in een bos in Brabant. Hij moest van hen af, omdat zijn (geheime) Poolse chatvriendin twee dagen later op bezoek zou komen. Richard H. kreeg in hoger beroep twintig jaar cel en tbs.
Rechercheurs Dirk ’t Lam en Reinier Karst waren nauw betrokken bij het moordonderzoek. Hun ervaringen staan opgetekend in een boek (auteur Leo Fijen, uitgeverij Ten Have) over de gezinsmoord, dat maandag verschijnt.
„De speurhonden slaan aan. Met een schopje werd de grond weggeschraapt totdat een kinderknietje tevoorschijn komt. Dirk raakt het aan om te kunnen geloven dat het geen film is, maar bittere werkelijkheid. Reinier is verdoofd door de knuffel die bij de kinderen ligt. Hij schetst het lugubere beeld van een meisje van drie en een meisje van vijf in hun nachtjaponnetje, met de knuffel in hun hand. Twee meisjes, vermoord door hun eigen vader…”