Segregatie remt contacten
Intensieve contacten binnen de eigen groep, zoals volgens het SCP vooral bij de Turkse gemeenschap het geval is, komen veel voor. Dat is volstrekt niet vreemd en vaak ook een voorwaarde voor interetnisch contact.
Dat zegt Chris Veldhuysen, adviseur samenlevingsopbouw van Movisie, een kennisinstituut dat de participatie en de zelfredzaamheid van burgers wil bevorderen.Het beeld dat het SCP schetst over een meer op zichzelf en onderlinge hulp gerichte Turkse gemeenschap klopt volgens Veldhuysen.
„Je moet ook leren contacten te leggen en te verbreden. Contacten tussen autochtone en allochtone Nederlanders en tussen verschillende groepen allochtonen ontstaan niet vanzelf, maar kunnen wel gestimuleerd worden.”
Meer onderlinge contacten zullen onstaan als er een combinatie is van beleid dat is gericht op verbetering van buurten én gerichte projecten en activiteiten in de buurt op het gebied van vrijetijdsbesteding, kunst en cultuur en natuur en milieu, stelt Veldhuysen.
„Een veilige en leefbare buurt, een aantrekkelijke openbare ruimte, laagdrempelige voorzieningen in de wijk en de inzet van vrijwilligers en professionals kunnen de onderlinge contacten in gemengde en niet-gemengde wijken bevorderen. Initiatieven van vrijwilligers en bewoners worden steeds belangrijker.
Door groeiende segregatie tussen wijken door inkomensverschillen en etnische diversiteit neemt de kans op interetnisch contact af.”
Het belang van de openbare ruimte voor contacten tussen bewoners onderling wordt vaak onderschat, meent de adviseur bij Movisie.
„Openbare ruimte wordt nog te vaak gezien als restruimte. Een nette omgeving kan mensen echter tot actief gebruik ervan en tot contact uitnodigen.”
Een fraaie openbare ruimte is niet genoeg, waarschuwt Veldhuysen.
„Er moet ook goed gekeken worden naar de gemeenschappelijke belangen en interesses van bewoners van een wijk. Een mooi voorbeeld is het project Multicultureel Schalkwijk in het Haarlemse stadsdeel Schalkwijk. Daar bleek men in staat om organisaties van verschillende bevolkingsgroepen met elkaar te laten samenwerken.”
Op het eerste gezicht vindt Veldhuysen de cijfers niet ongunstig. „Het lijkt erop dat het aantal contacten toeneemt, volgens mij door het stijgende opleidingsniveau, het ontstaan van een allochtone middenklasse, het publieke debat en het belang van rolmodellen in de politiek en het openbare leven.”