Nieuw licht op sterfgevallen waar hof Lucia de B. voor strafte
Bij drie patiëntjes –Amber Z., Ahmad N. en Achraf el G.– ging het helemaal mis terwijl Lucia de B. dienst had als verpleegkundige. Moord of poging tot moord, constateerde het Haagse gerechtshof, dat de vrouw vervolgens zeven moorden en drie moordpogingen in de schoenen schoof. Deskundigen zetten alle gegevens van de drie patiëntjes nog eens op een rij. Een overzicht.
Baby Amber Z. overlijdt op 4 september 2001 in het Julianakinderziekenhuis in Den Haag. Bij de tweede sectie nemen forensisch experts een gaasje met bloederig vocht weg uit de buikholte. Deskundige De Wolff, hoogleraar toxicologie, stelt na onderzoek dat het vocht een dodelijke dosis van het hartmedicijn digoxine bevat, waaraan het kind kan zijn overleden. Het hof Den Haag concludeert dat De B. deze dosis moet hebben toegediend.Deskundigen concluderen nu dat de gaasjes met bloederig vocht niet kunnen worden beschouwd als representatief bloedmonster. Verder stellen zij vast dat de dosis digoxine in deze gaasjes dusdanig laag was dat deze niet kan worden beschouwd als de doodsoorzaak.
Een aanvullende bestudering van monitorbeelden laat volgens deskundigen zien dat kort voor het overlijden van de baby eerst de ademhaling stokte en er pas toen hartproblemen optraden. Bij overlijden als gevolg van digoxinevergiftiging is de volgorde andersom. Verder houden deskundigen er rekening mee dat de hoeveelheid zuurstof die artsen de baby toedienden aan de lage kant was, zo laag dat de baby daardoor ernstige ademhalingsproblemen heeft gekregen. Uitputting als gevolg van ademhalingsproblemen is volgens hen dan ook zeer waarschijnlijk de doodsoorzaak geweest.
Getuigedeskundige De Wolff heeft naderhand verklaard dat hij de gegevens over de ademhaling van het kind niet bij zijn onderzoek heeft betrokken. Toen hij deze achteraf inzag, kwam hij terug op zijn verklaring dat een overdosis digoxine de doodsoorzaak kon zijn.
Achraf el G. belandt op 1 september 2001 in een zorgwekkende toestand, waarschijnlijk als gevolg van een ademhalings- of hartstilstand en moet worden gereanimeerd. Diverse verpleegkundigen onder wie De B. vinden de jongen bewegingloos met schuim op de lippen in bed. De B. verklaart direct alarm te hebben geslagen, nadat ze de jongen vond. Volgens het hof Den Haag verkeerde de jongen in redelijke conditie en kan de zorgelijke situatie waarin hij belandde alleen het gevolg zijn van een moordpoging door De B.
Deskundigen concluderen nu dat de toestand van El G. rond 1 september 2001 allesbehalve goed viel te noemen. Het jongetje kampte met hartproblemen en zeer waarschijnlijk ook met een luchtweginfectie, al valt daarover geen zekerheid te geven omdat het ziekenhuis daar geen aanvullend laboratoriumonderzoek naar heeft gedaan. Verder was bij de jongen sprake van een erfelijke spieraandoening waardoor hij op sommige momenten zijn tong dreigde in te slikken. De ademhalingsproblemen kunnen volgens hen heel goed zijn veroorzaakt door een fluim in de keel of een oprisping van de sondevoeding waar de jongen als gevolg van zijn fysieke beperkingen bijna in stikte.
Baby Ahmad N. belandt op 25 januari 2001 in een comateuze toestand. Verantwoordelijk deskundige die nacht was De B. Volgens de verpleegkundige voor haar droeg hij het kind in goede gezondheid aan De B. over. Voorboden van een comateuze toestand waren er volgens hem niet. Onderzoek wijst uit dat het bloed van N. een zeer hoge dosis van het middel chloralhydraat bevat. Het hof acht bewezen dat De B. baby N. opzettelijk een overdosis van dit middel toediende. N. overleeft het coma, maar overlijdt op 23 februari in hetzelfde jaar alsnog, voor het hof opnieuw het gevolg van het handelen van De B.
Deskundigen noemen de door artsen aan het kind voorgeschreven dosis chloralhydraat hoog tot zeer hoog. Verder wijzen zij erop dat Ahmad deze dosis gedurende een lange periode heeft toegediend gekregen. De medicatievoorschriften in het ziekenhuis omschrijven zij als onduidelijk. Zo sluiten zij niet uit dat Ahmad, vóór hij in coma belandde, als gevolg van een misverstand een normaal gedoseerde, maar wel extra gift chloralhydraat heeft gehad. Een andere mogelijkheid is dat verpleegkundigen de chloralhydraat per abuis hebben verwisseld met het middel chloorhexidine dat ook was voorgeschreven. Al met al zijn er volgens hen redenen te over om de toestand waarin het kind terechtkwam toe te schrijven aan een onbedoelde medicatiefout. Zijn overlijden verklaren deskundigen uit het uitvallen van het centraal zenuwstelsel als gevolg van een „gelijktijdige piekwerking” van de medicijnen. De advocaat-generaal benadrukte gisteren dat de verpleegkundige die N. op 25 januari overdroeg aan De B. toen al zeven nachtdiensten achter de rug had. „Zijn getuigenis lijkt beter te passen bij de toestand van N. in de nacht na het incident dan bij diens conditie in de nacht ervoor”, vindt het OM nu.