Het wonder van Ninevé
In de Waalse Kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een Haagse predikant spreekt daarin een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een korte toespraak houdt. Dinsdag 16 maart sprak Jan Schinkelshoek (CDA).
’t Is een wonderlijk verhaal, dat van Jona. Nee, ik doel niet op de onstuimige storm, op de grote vis, op de wonderboom. Zelfs niet op de wonderlijke wegen van Jona, de weerspannige, mokkende profeet. Nee, veel wonderlijker is het optreden van de koning van Ninevé. Hij is het die, hoogst persoonlijk zelfs, leidinggeeft aan de inkeer, de ommekeer, de bekering van zijn landgenoten. Tegen alle verwachting in.Dat is een Bijbelverhaal met vergaande, ook actuele betekenis, met name voor staatshoofden, ministers en parlementariërs, voor „allen die in hoogheid zijn gezeten.” Er staat met zoveel woorden dat een regering ertoe doet, dat een overheid er ten goede kan zijn, en dat politiek het verschil maakt.
Dat maakt het relaas van Jona’s avonturen voor mij als Kamerlid zo dubbel speciaal. Daarom verdient het Bijbelverhaal ook aan het Binnenhof met grote aandacht te worden gelezen. Misschien wel meer dan ooit.
Jona is het verhaal over omkeer, inkeer, bekering. Niet toevallig wordt het tot op de dag van vandaag, gewoontegetrouw, in de joodse traditie gelezen op de avond van Jom Kipoer, Grote Verzoendag, de dag die herinnert aan redding, verlossing en uittocht.
En niet alleen voor Israël. Het is een van de weinige oudtestamentische Bijbelboeken die zich uitdrukkelijk richten tot wat de „heidenen” wordt genoemd. De volkeren buiten Israël –Jona’s gehoor– krijgen de kans zich te bekeren, terug te keren op de dwalingen huns weegs. Zelfs de grootste vijanden van Israël –gesymboliseerd door Ninevé– zijn tot heil geroepen. Het reikt verder dan Ninevé.
Dat het om meer gaat dan de toevallige hoofdstad van een vijandelijk rijk, laat zich indirect uit het Bijbelverhaal opmaken. Een stad in de oudheid met een onwaarschijnlijke omtrek van drie dagreizen (90 km) –steevast bijgenaamd „de grote stad”– kan niet anders zijn dan beeldspraak voor de hele bewoonde wereld, symbool van het universele kwaad. De oproep tot boete, tot inkeer en tot ommekeer richt zich, anders gezegd, tot iedereen.
Dat gebeurt, heel opmerkelijk, tegen de zin van Jona, de verongelijkte profeet. Tot op het laatst toe sputtert de profeet tegen. Hij heeft het moeilijk met zijn missie, met zichzelf en met God. Hij loopt weg, hij loopt de verkeerde kant uit. En als hij zich toch schikt is het met duidelijke, zelfs groeiende weerzin. Zelden zal iemand zo gehoopt hebben op een eigen mislukking. Tot het einde toe. Op Gods slotvraag: „Zou Ik die grote stad Ninevé niet verschonen?” geeft hij geen antwoord.
Gaandeweg groeit Jona uit tot model van de zelfgenoegzame gelovige die het goed met zichzelf getroffen heeft, die het graag voor zichzelf wil houden, die geen woord voor de wereld heeft. Ook dat is een boodschap met een hoge actualiteitswaarde.
De residentiepauzediensten staan dit jaar in het teken van dienstbaarheid: ”Gij dienaars van Hem Die alles regeert”. Jona laat zich maar met moeite in het rijtje van luisterende, trouwe, voorbeeldige en gehoorzame dienaars voegen. Maar misschien getuigt het verhaal van Jona daarom des te sterker van Hem Die alles regeert.”
Ondanks onze eigenzinnigheid, onze onwil. Tegen ons protest, onze tegenwerking. En soms op een bijzondere, wonderlijke manier.
„Es wird regiert” – dat waren bijna de laatste woorden van de grote twintigste-eeuwse theoloog Karl Barth. „Wanhoop niet. Er wordt geregeerd.” Dat is ook de boodschap achter het verhaal over Jona. En het komt niet uit een waarschijnlijke, maar uit een onwaarschijnlijke hoek.
Als Jona op het droge gespuwd is en weer met beide voeten op de grond staat, ontvangt hij Gods opdracht voor de tweede keer: „Sta op, ga naar Ninevé.” Hij besluit bij nader inzien toch maar te gehoorzamen. Maar als hij ten langen leste in de grote stad aankomt slaat de dwarsheid alweer toe.
Zelfs in de herkansing vat Jona zijn missie wel heel erg minimalistisch op. Verder dan één dagreis trekt hij de stad niet in, twee derde laat de profeet ongezien aan z’n lot over. Zijn boetepreek is een van de kortste uit de geschiedenis. Welgeteld niet meer dan vijf woorden, in het Hebreeuws. Eigenlijk is het niet meer dan een verbeten mededeling: „Nog veertig dagen, dan wordt Ninevé weggevaagd…”
Zijn optreden heeft niettemin een effect waar menig politicus ook buiten verkiezingstijd jaloers op wordt. De hele stad, van hoog tot laag, raakt in rep en roer. Er wordt een vastentijd, tijd van berouw en inkeer, afgeroepen. Het boetekleed komt uit de kast.
Het is al gauw meer dan een volksbeweging, de koning komt in actie. Het is –er bestaat geen twijfel over, zo uitvoerig wordt het beschreven– de koning die de regie bij de massale boetedoening van het volk voert. Hij stapt van zijn troon af, hij gaat op de grond zitten, hij neemt de teugels in handen, hij vaardigt –in samenspraak met „de raadsheren, vorsten, voornaamsten in den staat„, zoals de Statenvertalers aantekenen– een decreet uit. Gedetailleerd –in schrille tegenspraak met Jona’s boetepreekje– wordt beschreven wat van de bevolking wordt verwacht: niets eten, niets drinken, rondgaan in zak en as en vooral krachtig bidden.
Maar dat is niet genoeg. De koning beseft dat het om méér dan een boetedoening moet gaan. Niet alleen in zak en as gaan, niet alleen vasten. Nee, het komt aan op een ommekeer, een bekering. „Laat iedereen anders gaan leven en breken met het onrecht dat hij doet.”
En God laat zich verbidden: „Toen God zag dat zij inderdaad anders begonnen te leven, kwam Hij terug op wat Hij gedreigd had hun aan te doen. Hij deed het niet.”
Het is een Bijbelverhaal dat een steviger plek in het christelijke politieke denken verdient. De overheid, het bestuur, de politiek – ze doen ertoe.
Ik wil er geen gemakkelijk verhaaltje van maken, een politiek correcte versimpeling, een staaltje vrome inlegkunde, laat staan een platte verkiezingstoespraak. Alsof Nederland anno domini 2010 zich gelijk laat stellen met het oudtestamentische Ninevé. Alsof een stad, een land, een volk zich op bevel van overheidswege laat bekeren. Alsof God zich op commando laat verbidden. Alsof…
Nee, het verhaal over de koning van Ninevé mag je lezen als een oproep aan overheid, bestuur en politiek – een vermaan, wat mij betreft.
Om zich bewust te zijn van de verantwoordelijkheid die men draagt. Om niet van alles te laten gebeuren. Om niet lijdelijk toe te zien. Om de regie te nemen.
Om niet mee te gaan met gemakkelijke oplossingen, om niet mee te deinen op de waan van de dag, om verwildering tegen te gaan.
Om onrecht, onrechtvaardigheid en onbarmhartigheid te benoemen en aan te pakken. Om te investeren in recht en gerechtigheid, in samenhang en samenwerking, in verbinding en verzoening.
Om te doen wat gedaan moet worden. Ja, om, in de woorden van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, „de ongebondenheid der menschen” te bedwingen, om erop toe te zien dat „alles met goede ordinantie„ toega.
Begrijpt u waarom ik het Bijbelboek Jona met bijzondere aandacht lees? De koning van Ninevé, de politiek leider van die grote stad, was een belangrijke, vitale schakel in de goede afloop. Iemand die zich, wellicht zonder het zich uitdrukkelijk bewust te zijn, ontpopte als „dienaar van Hem ‘Die alles regeert.”
Ja, het is een wonderlijk verhaal, dat van Jona.
De auteur is lid van de Tweede Kamer voor het CDA.