Hogere taaleis hindert gevluchte arts
Naar Nederland gevluchte artsen hebben veel moeite om zich bij te scholen tot basisarts om hier aan het werk te mogen. Oorzaak zijn de hogere eisen op taalgebied.
Tot eind 2005 was het voldoende als de arts het Nederlands beheerste op een ”gevorderd” niveau. Sindsdien zijn de toelatingseisen hoger voor mensen van buiten de Europese Economische Ruimte (EER).Dat blijkt uit onderzoek van de Stichting voor Vluchteling-Studenten (UAF). De resultaten staan deze week in het artsenblad Medisch Contact. De UAF helpt gevluchte artsen bij het behalen van hun Nederlandse basisartsdiploma.
Voor 2006 vond 96 procent van de vluchtelingen die zich hadden bijgeschoold, een baan als arts of specialist. Vrijwel al die artsen hebben nu een succesvolle loopbaan en hun bijdrage aan de samenleving is groot, schrijven medewerkers van de UAF in het artikel. Tussen 1997 en 2007 ging het om meer dan 400 artsen.
De artsen moeten nu de Nederlandse taal op een hoger niveau beheersen dan voorheen voordat zij aan de bijscholing kunnen beginnen. De overheid biedt echter geen cursussen aan om dit te bereiken, aldus de UAF. „Hierdoor staat de succesvolle integratie van deze groep vluchtelingen ernstig onder druk.” Sinds december 2005 zijn slechts twee artsen door de toelatingsprocedure gekomen en heeft een van hen het basisartsdiploma behaald.
„Nederland stevent af op een enorm tekort aan artsen. Dat maakt de verspilling van artsen die hun land zijn ontvlucht extra bitter. Wij pleiten voor een voorbereidingsjaar met taallessen en communicatiecursussen, zodat ze aan de eisen van de overheid kunnen voldoen. Het gaat om de goedkoopste artsen die Nederland kan opleiden”, is de mening van de UAF.
Omdat gevluchte artsen al in hun land van herkomst hebben gestudeerd, behalen zij na gemiddeld drie jaar studie hun diploma tot basisarts. Daarmee doorlopen zij hun Nederlandse artsenopleiding meer dan twee keer zo snel als Nederlandse studenten.