In zijn campagne om de Koerdische gebieden onder controle te krijgen, zette de Iraakse president Saddam Hussein in 1988 chemische wapens in en maakte hij duizenden dorpen met de grond gelijk. Hierbij zouden meer dan 100.000 mensen zijn gedood. Alleen al in Halabja, bij de grens met Iran, vielen toen ongeveer 5000 doden, voornamelijk vrouwen en kinderen.

Tijdens de bijeenkomst op de Dam pleitte het SP-Tweede-Kamerlid Van Bommel in een toespraak voor een speciaal VN-tribunaal voor Irak. Dat moet de leden van het misdadige regime in Bagdad te berechten, zei hij. Hij vindt dat de immuniteit van leden van dat regime moet worden opgeheven zodat zij niet meer vrij kunnen reizen in de democratische wereld.

De organisatie, The Center of Halabja, riep 16 maart uit tot de dag voor verbod op en vernietiging van chemische wapens. Ze noemde de gebeurtenis „een van de grootste slachtingen in de geschiedenis van de menselijke wezens.”

Met de demonstratie gaven de Koerden aan dat ze niet willen dat de geschiedenis zich herhaalt. „Wij denken dat het mensdom ons verplicht om de fabrieken en landen te veroordelen en te straffen die de chemische wapens produceren.”