Nederland schurkenstaat in EU, niet Griekenland
Niet Griekenland, maar Nederland en Duitsland zijn schurkenstaten in de EU, betoogt prof. dr. Alfred Kleinknecht.
Sinds weken wordt in de Nederland media een beeld neergezet van Griekenland als spilzuchtige schurkenstaat; de Grieken kunnen (of willen) hun overheidsfinanciën niet op orde brengen. Daarmee brengen ze het hele project van de euro in gevaar.Opmerkelijk genoeg is er geen aandacht voor de kern van het probleem. Dat zit hem in iets anders. Nederland en Duitsland voeren een agressief exportbeleid. De netto-export (export min import) ligt in Nederland boven de 7 procent van het bruto nationaal product en in Duitsland boven de 5 procent. Iedereen in de twee landen is blij met dat exportoverschot, want het staat garant voor honderdduizenden extra banen.
Wat men verzwijgt, is de simpele waarheid dat het exportoverschot van de een altijd het importoverschot van een ander is. Sinds de invoering van de euro zijn de importoverschotten van Portugal, Spanje en Griekenland gestegen naar rond de 10 procent. Dat is de keerzijde van de almaar stijgende exportoverschotten in Nederland en Duitsland. De hoge importoverschotten in de drie zuidelijke lidstaten van de eurozone hebben vooral twee vervelende consequenties.
Ten eerste verdringen de superieure Duitse en Nederlandse producten inheemse producten en werkgelegenheid. Consequentie: schrijnende werkloosheidscijfers in Portugal, Spanje en Griekenland. Met ons exportoverschot stelen we dus banen bij hen. Dit druist niet alleen in tegen het achtste gebod, het is ook schrijnend omdat hier de rijken stelen van de armen.
Ten tweede moeten de zuidelijke lidstaten de importoverschotten vereffenen; je krijgt het teveel aan geleverde goederen immers niet gratis. Vereffening gebeurt door verkoop van tafelzilver zoals aandelen in bedrijven of onroerend goed (bijvoorbeeld vakantieparken). De hoofdmoot loopt via uitgifte van schuldtitels.
Sinds de invoering van de euro zijn de importoverschotten almaar groter geworden en dat betekent: almaar meer schulden. De staatsschuld is daarbij het kleinste probleem. Het grotere probleem zit hem in de schulden van private partijen. Die zijn veel gevaarlijker omdat er weinig zicht op is.
Het kan nog een hele tijd goed gaan, maar hoe langer het duurt, hoe nijpender de problemen worden. Het was verstandig geweest als de zuidelijke lidstaten uit de euro zouden stappen en een eigen gemeenschappelijke munt zouden oprichten. Deze munt zou dan eens in de zoveel tijd kunnen worden afgewaardeerd ten opzichte van de noordelijke euro.
Door afwaardering worden de zuidelijke producten (en vakanties op zuidelijke stranden) goedkoper en de importproducten duurder. Zo wordt de agressieve exportstrategie van Duitsland en Nederland afgeremd.
Daar heeft hier in het noorden uiteraard niemand belang bij, want we zijn blij dat onze bedrijven marktaandeel veroveren. En onze werklozen zijn blij met het inpikken van banen bij hen. Maar als we naar de sociale kosten van de euro voor de zuidelijke lidstaten kijken en de groeiende schuldenberg, dan zou ik als Zuid-Europeaan niet langer met dat soort noordelijke schurkenstaten in één muntunie willen zitten.
De auteur is hoogleraar economie van innovatie aan de TU Delft.