De laatste nettenbreier van Zeeland
Zijn grootvader gaf hem op zijn zesde zijn eerste duwkor. Samen lichtten ze de fuiken die langs de Domburgse kust in zee stonden. Nu is Wim Vreeke (1944) de laatste Zeeuwse strandvisser die nog zelf zijn netten breit en boet.
Razendsnel glijdt de vlierhouten naald door Vreekes vingers. Maas na maas breit hij aan de fuik op zijn eetkamertafel. Vakkundig brengt hij de ene na de andere schootsteek aan met het witte garen. Als kleine jongen zag hij het zijn grootvader doen. ’s Winters, als de vis zich toch niet liet vangen, kwam het gereedschap op tafel. De garen en de zelf gesneden breinaalden. En de spanen, de meetlatjes waarmee grootvader de maaslengte bepaalde. Tijdens die lange winteravonden keek de jonge Wim de kunst af.Grootvader, veldwachter van beroep, mocht in z’n vrije tijd graag vissen. Met zijn zelfgemaakte duwkor, een garnalennet, liep hij langs de kustlijn, in de hoop een maaltje verse garnalen te verschalken. Of hij inspecteerde zijn fuiken, gespannen tussen de paalhoofden die nog steeds langs de Walcherse kust te vinden zijn.
Vreeke neemt de liefde voor het strandvissen al op jonge leeftijd over. Niet alleen het vissen zelf, ook het breien en boeten (repareren) van de netten bezorgt hem de nodige ontspanning. „Als ik na mijn ochtenddienst in de Borsselse kerncentrale thuiskwam, kroop ik een halfuurtje achter m’n netten. Dan was mijn hoofd weer helemaal leeg.”
Nog steeds geniet de inmiddels gepensioneerde Zeeuw van de „machtig mooie hobby.” Al zijn netten breit hij zelf. Duwkorren, zeefuiken, sleepnetten; uren werk zit erin. „Een sleepnet dat je met z’n tweeën door het water trekt bijvoorbeeld, is 20 meter lang. Daar ben ik maanden mee bezig.”
Voor Vreeke mag het een hobby zijn, de strandvisserij werd geboren uit armoede. „Voor de vroegere kustbewoners was het soms pure noodzaak. Niet om eraan te verdienen; er moest gegeten worden. Ik herinner me nog de verhalen van vroeger, toen de mensen ’s nachts langs de vloedlijn scharrelden om niet te worden gezien, bang dat een ander hun vis ving.”
De armoede verdween, het strandvissen bleef. Maar nu dreigt ook die traditie verloren te gaan. Vreeke is een van de weinigen die deze vorm van visserij nog beoefenen. In heel Zeeland is bovendien niemand meer die kan breien en boeten.
Het deed de geboren Domburger besluiten om de techniek van het nettenbreien te boek te stellen. „Mijn grootvader heeft me tal van originele werktekeningen nagelaten, waarop hij zelf heeft vastgelegd hoe de verschillende netten moeten worden vervaardigd. Op basis daarvan heb ik een boekje geschreven. In de hoop jongeren enthousiast te maken voor het strandvissen.”
Het opzetten van netten met hele of halve mazen, het rondbreien van fuiken, meerderen en minderen (het breder en smaller breien van de fuik), de knoop- en boettechnieken; alles komt terug in Vreekes boek ”De Zeeuwse strandvisserij”.
Hij hoopt met zijn boek de traditionele strandvisserij een nieuwe impuls te kunnen geven. „Niets is mooier dan met z’n tweeën ’s nachts –als de vis zich het beste laat vangen– een sleepnet door de golven te trekken. De een tot z’n knieën, de ander tot zijn middel in het water, terwijl je achter je de vis in het net hoort klapperen. De vrijheid, de spanning van wat je in je zelfgemaakte netten zult aantreffen. Het zou jammer zijn wanneer dat verdween.”
Mede n.a.v. ”De Zeeuwse strandvisserij”, door Wim Vreeke; uitg. Den Boer/De Ruiter, Vlissingen, 2009; ISBN 978 90 798 7510 8; 144 blz.; € 9,90.