Hofstadgroep verdeelt juristen
Ze kwamen in Amsterdam-West bij Mohammed B., de moordenaar van Theo van Gogh, over de vloer. Ze spraken over –opruiende– islamitische geschriften. Maar vormen de zeven leden van de Hofstadgroep ook een terroristische organisatie? De rechter moet zich er opnieuw over buigen.
„Hoe kan het toch dat jullie nog lachen en dansen? Horen jullie soms de doodskreten en het hulpgekrijs van jullie verkrachte en mishandelde broeders en zusters niet? Is het niet tijd voor wraak?” Het is maar een van de opruiende uitlatingen van Mohammed B., die een levenslange celstraf uitzit voor onder meer de moord op Theo van Gogh.In de Amsterdamse portiekwoning van de extremistische moslim kwamen medegelovigen over de vloer, leden van de Hofstadgroep. Onder hen was Jason W. Hij gooide op 10 november 2004, daags na de moord op Van Gogh, vanuit een woning in de Haagse Antheunisstraat een handgranaat naar politiemensen. W. kreeg een celstraf van vijftien jaar. Hij had zich samen met Ismaïl A. in de woning verschanst.
Vormen de leden van de Hofstadgroep een terroristische organisatie? Die vraag houdt juristen al jarenlang bezig. Jawel, betoogden de aanklagers J. Plooy en A. van Dam tijdens de rechtszitting in 2005.
De jongemannen bekeken thuis bij Mohammed B. gruwelijke (onthoofdings)filmpjes, ze hadden het over de –radicale– islam, fantaseerden over het martelaarschap en de strijd tegen ongelovigen. De fundamentalistische Abu K., alias de Syriër, hitste de groep op.
Weliswaar zijn extreme geloofsopvattingen niet verboden in Nederland, stelden de aanklagers, maar het wordt een ander verhaal als die visies leiden tot ondermijning van de democratische rechtsorde en plannen voor aanslagen.
De Rotterdamse rechtbank achtte in 2006 voldoende bewijs aanwezig om de Hofstadgroep als terroristische organisatie te bestempelen. Het gerechtshof in Den Haag koos een andere koers. Die sprak zeven leden van de Hofstadgroep vrij van deelname aan een terroristische organisatie.
Er is „geen fundament” voor de conclusie dat leden van de Hofstadgroep „een zeer eenzijdige oriëntatie op een geweldpredikende stroming hebben gehad dan wel een geweldverheerlijkende geloofsovertuiging hebben aangehangen”, concludeerde het Haagse hof in januari 2008.
Die uitspraak staat dus sinds dinsdag weer op losse schroeven. De Hoge Raad heeft bevolen dat een ander gerechtshof, dat van Amsterdam, zich opnieuw moet buigen over de vraag of de Hofstadgroep een terroristische groepering is.
De adviseur bij de Hoge Raad, advocaat-generaal mr. W. H. Velleman, wees er recent op dat het ook mogelijk is dat een déél van de zeven Hofstadverdachten een terroristische organisatie vormt.
Kritiek heeft de Hoge Raad op de visie van het Haagse hof op het aanzetten tot haat tegen of discriminatie van mensen, zoals dat staat in artikel 137 d van het Wetboek van Strafrecht. Die aanzetten tot haat en discriminatie beperkt het hof ten onrechte tot minderheidsgroeperingen, vindt het hoogste rechtscollege. Dat zou betekenen dat een meerderheid in de samenleving, bijvoorbeeld ongelovigen, ongestraft kan worden beschimpt.
Advocaat-generaal Vellinga stelt dat niet alleen (kwetsbare) minderheidsgroeperingen wettelijke bescherming verdienen. Hij benadrukt dat het wetsartikel 137 d spreekt van „mensen”, dus een wijdere kring dan alleen minderheden. Het Amsterdamse hof mag een oordeel vellen in dit juridische dispuut.