Christelijke schrijvers leven vaak in een te kleine wereld
Christelijke schrijvers leven vaak in een te kleine wereld, terwijl hun verhalen bezwijken onder een overvloed aan beelden. Zaterdag, tijdens de jaarlijkse CLO-dag (Christelijk Literair Overleg) in Houten, kwam het oude probleem uitvoerig aan de orde. Nieuw was de boodschap van spreker Bart Jan Spruyt: schrijvers en lezers moeten terug naar de traditie.
Hoewel ”Leven en dood bij C. S. Lewis” als het onderwerp van zijn lezing stond aangekondigd, greep Spruyt de gelegenheid aan om de tegenstellingen in het literaire leven op scherp te zetten. „Er zijn spinnen en bijen in de literatuur. Giphart is een spin en Lewis een bij - dat verklaart waarom literair Nederland feestviert met ”Gala” en wij hier nederig bijeen zijn in een lelijke scholengemeenschap in Houten.”
Spruyt legde zijn beeldspraak uit door te herinneren aan ”The Battle of the Books”, een strijd die eind zeventiende, begin achttiende eeuw in Frankrijk en Engeland werd gevoerd. Moesten schrijvers zelf nieuwe wegen inslaan (waarvoor de ”modernen” pleitten) of teruggrijpen op klassieke waarden als leidraad en inspiratiebron (zoals de ”ouden” wilden)? In het vuur van de strijd kwam Jonathan Swift destijds met het beeld van de spinnen en de bijen: „De spin haalt de draden voor zijn dodelijk web uit zichzelf. De bij daarentegen maakt honing en was uit de stof die hij aan bloemen ontleent.”
Daarvandaan is het een kleine stap naar de hedendaagse literatuur. Veel moderne schrijvers zijn volgens Spruyt erfgenamen van de Romantiek. „Zij kennen de complexiteit van het leven en de afgrondelijke diepte van het menselijk hart, maar die kennis is ingebed geraakt in het moderne, redelijke en geseculariseerde wereldbeeld van wetenschap en vooruitgang. Het verlangen, dat per definitie gericht is op iets dat zich aan gene zijde van onze ervaring bevindt, is opgesloten geraakt en daardoor veranderd in een desillusie, in cynisme.” Voorbeeld: het Boekenweekgeschenk ”Gala” van Ronald Giphart, vol „holle decadentie.”
Een boycot door boekhandelaren is de eerste stap om dergelijke literatuur tegen te gaan. Maar het eigenlijke debat moet op een ander niveau gevoerd worden, vindt Spruyt. Daarmee gaat de literatuur een beetje op de politiek lijken: „Aan een heropening van het debat tussen de ouden en de modernen zijn wij in onze cultuur, op meerdere terreinen, hard toe.” Impliciete boodschap: christenen zouden de kant van de traditionele, humanistische, klassieke, christelijke waarden moeten kiezen. Voor Spruyt ligt dat alles op één lijn, hoewel er sprake is van een opklimmende reeks. Uiteindelijk is er immers „slechts Eén” die op de lege stoel van het verlangen kan plaatsnemen.
C. S. Lewis maakte in ieder geval met overtuiging de keus voor de traditie. De Engelse schrijver en apologeet is volgens Spruyt aan een herwaardering toe, zelfs onder christenen. „Ze lezen wel zijn theologische boeken en zijn fictie, maar komen om de een of andere reden aan zijn historische studies over literatuur niet toe. En dat is spijtig. Wie deze kant van Lewis negeert, zal nooit ontdekken hoe bij hem alles met alles samenhangt.”
Huiswerk dus voor de Lewis-liefhebbers onder het publiek. Over de opkomst kon de spreker overigens tevreden zijn: als zijn boodschap érgens zou kunnen landen, dan hier. De literatuurcritici waren er -Hans Werkman, Tjerk de Reus, Dirk Zwart, Marjoleine de Vos-, de schrijvers -Joke Verweerd, Rien van den Berg, Sjaak Verboom, Guurtje Leguijt- en de literatuurstudenten. Zelfs de uitgeverijen Boekencentrum, Kok en Groen hadden een afvaardiging gestuurd.
In de workshops tijdens het middagprogramma konden de bezoekers zelf meepraten over theorie en praktijk van het christelijk-literaire leven. Boeiend was in dat opzicht de bijeenkomst onder leiding van Kok-redacteur Beppie de Rooy. Schrijvers en aspirant-schrijvers discussieerden er over hun eigen teksten. Christelijke schrijvers hebben, meer dan hun seculiere vakbroeders, te kampen met twee problemen. Hun verhalen zitten volgens De Rooy vol met overbodige beelden, typologie en symboliek. Bovendien leven ze in een te kleine wereld, en dat is terug te vinden in hun proza. Boekencentrum-uitgever Arjen van Trigt zag nog een derde punt: „De producten van christelijke schrijvers zijn allemaal bloedserieus, ze zitten vol met levensellende.”
De kwaliteit van de ingeleverde teksten bleek bovengemiddeld, vergeleken met de manuscripten die De Rooy dagelijks ter beoordeling op haar bureau krijgt. Hoezo een probleem met christelijk proza? Voordat de aanwezigen zich echter geboren schrijvers konden wanen, wist Dirk Zwart -hoofdredacteur van het christelijk-literaire tijdschrift Liter- iedereen weer met beide benen op de grond te krijgen. „Ik vind deze fragmenten allemaal slecht geschreven, en bovendien leggen ze veel te veel uit. Een schrijver moet niet uitleggen, hij moet laten zien. Van al deze verhalen is er niet één geschikt om in Liter te worden geplaatst.”
Na alle discussies over de inhoud van christelijke literatuur blijkt de vorm toch het laatste woord te hebben.