Huisbezoek als hoogste prioriteit
Hoe kan met een tekort aan ambtsdragers de grote hoeveelheid werk in een gemeente zo goed mogelijk worden gedaan? Het is een vraag waarmee menig kerkenraad worstelt. Op zoek naar een oplossingsrichting.
Dat de pastorale en de diaconale zorg in 57 procent van de gemeenten beperkt of sterk onder druk staan, noemt prof. dr. A. Baars zowel herkenbaar als zorgwekkend. „De hele gemeente dient pastoraal bearbeid te worden en er dient diaconale zorg te zijn voor ieder die daarvoor in aanmerking komt. Dat is van oudsher, al vanaf de Vroege Kerk, de lijn geweest”, aldus de hoogleraar ambtelijke vakken aan de Theologische Universiteit Apeldoorn.Hij wijst erop dat de achtergronden van de problematiek verschillend kunnen zijn. „Kan een kerkenraad echt niemand vinden die op Bijbelse gronden een ambt zou kunnen bekleden of bezitten broeders wel bepaalde gaven maar bedanken ze wanneer ze als ambtsdrager worden gekozen?”
Wat de oorzaak ook is, voor een kerkenraad die worstelt met een tekort aan ambtsdragers dient dit allereerst een zaak van gebed te zijn, aldus prof. Baars. Deze nood dient volgens hem ook een plaats te hebben in de voorbede in de eredienst. „De Engelse puriteinen zeggen: Als je niet genoeg ambtsdragers hebt, heb je niet genoeg gebeden. Zo’n uitspraak moet je niet te pas en te onpas gebruiken, maar het gebed is wel de dragende grond. Er zijn ook voorbeelden waarbij er op het gebed daadwerkelijk uitkomst kwam.”
De hoogleraar pleit er eveneens voor de ambtelijke dienst in de prediking aan de orde te stellen. „Wat betekent het geroepen te worden tot het ambt van ouderling, predikant of diaken en je leven zo in dienst van de Heere te stellen? Dat sneeuwt in de prediking wel eens wat onder.”
Wat adviseert u kerkenraden in praktische zin als ze ermee worstelen dat ze de gemeente niet volledig de zorg kunnen bieden die wenselijk is?
„Zorg ervoor dat in ieder geval duidelijk is wat er precies van een predikant, ouderling en diaken wordt verwacht. Daar ontbreekt het nogal eens aan. Het is verstandig als een kerkenraad jaarlijks en zeker ook bij de komst van een nieuwe predikant spreekt over de verdeling van de taken. Daarbij kan bijvoorbeeld de vraag aan de orde komen of een ouderling-scriba ook op huisbezoek gaat of daarvan wordt vrijgesteld.
Door goede afspraken te maken over wie er bezoeken afleggen en wat voor soort bezoeken dat zijn, loop je elkaar niet voor de voeten en ontstaat er minder snel overbelasting bij ambtsdragers. Een kerkenraad voorkomt daarmee ook dat sommige zaken dubbel gebeuren terwijl andere blijven liggen. Op dat vlak valt vaak nog wel wat winst te halen.”
Welke prioriteiten moet een ouderling stellen als de taken desondanks nog te omvangrijk blijken?
„Bij de aanvaarding van het ambt moet hij zich afvragen of hij eventuele taken in een schoolbestuur, politieke of andere vereniging kan afstoten terwille van gezin en ambt, want daar ligt zijn primaire roeping. Als een ambtsdrager dan toch nog denkt dat er wezenlijke zaken blijven liggen, moet hij dat in de kerkenraad bespreekbaar maken. Die zorg moet je gezamenlijk dragen. Dat kan leiden tot het maken van keuzes. Zo kan ik me voorstellen dat een ouderling een ouderenmiddag opent, maar dat allerlei hand-en-spandiensten tijdens zo’n bijeenkomst vervolgens door anderen worden verricht.”
Welke taken moeten bij overbelasting de hoogste prioriteit krijgen?
„Het klassieke huisbezoek staat in het herderlijk toezicht op de gemeente bovenaan. De ambtsdragers brengen bij voorkeur jaarlijks een bezoek aan alle gezinnen en alleenstaanden en vragen pastoraal naar het geestelijke welzijn en de vrucht op de prediking. Dat biedt een belangrijke graadmeter van het geestelijke leven. De rapportage op de kerkenraad is voor de predikant van belang. Zo hoort hij wat er leeft in de gemeente.”
Ruim de helft van de gemeenteleden krijgt maximaal eens per twee jaar huisbezoek. Is de pastorale zorg daarmee voldoende gewaarborgd?
„Het ideaal blijft een jaarlijks huisbezoek als de grondvorm van alle vormen van pastoraat. In noodsituaties kan het minder vaak worden gedaan, maar bij een frequentie van minder dan eens in de twee jaar verliest het huisbezoek zijn functie, want in zo’n periode kan er veel veranderen.”
Er zijn gemeenten die niet-ambtsdragers inschakelen om het regelmatige huisbezoek voortgang te laten hebben.
„Nagaan wat er geestelijk bij mensen leeft of niet leeft is een ambtelijke taak. De lijn naar de kerkenraad is zo direct en voor de hand liggend dat ik het huisbezoek niet graag zou uitbesteden. Uit Gereformeerde Bondsgemeenten ken ik het verschijnsel van niet-ambtsdragers die worden aangesteld als bezoekbroeder en dan samen met een ouderling op huisbezoek gaan. Dat zie ik als een noodoplossing.
Het komt, in diverse kerkverbanden, ook steeds vaker voor dat gemeenten een pastoraal werker in dienst nemen. Dat kan een tijdelijke oplossing zijn in bijvoorbeeld een vacante periode, maar is wat mij betreft geen optie om de kerntaak van de ouderlingen over te nemen.
Naast het huisbezoek zijn er andere vormen van ondersteunend bezoek om bijvoorbeeld eenzaamheid bij ouderen tegen te gaan. Als het gaat om het aandacht geven aan deze mensen, het luisteren naar hun verhaal, kunnen ook andere gemeenteleden daarin een taak vervullen, zoals de reformatoren in feite al zeiden.
Dat gebeurt soms door een vrouwenvereniging of een speciale kring van bezoekdames of -heren. Het is goed als een kerkenraad dat enigszins begeleidt. Niet dat de bezoeken elke maand worden gerapporteerd op de kerkenraad, maar signalen die voor ambtsdragers van belang zijn moeten wel aan hen worden doorgegeven.”
Dit is het laatste deel in een serie over vacatures in kerkenraden.