De Geus laat CWI geen prostitutie aanbieden
Minister De Geus (Sociale Zaken) heeft de Centra voor Werk en Inkomen (CWI’s) erop gewezen dat zij geen vacatures in de prostitutie hoeven aan te bieden. Toch ziet de bewindsman in zulke praktijken geen groot risico.
Dat blijkt uit antwoorden op schriftelijke vragen van de CDA’ers Verburg en De Pater die De Geus donderdag naar de Tweede Kamer stuurde. Verburg en De Pater trokken aan de bel naar aanleiding van een bericht in het Amsterdams Stadsblad van 11 december, dat meldde dat het CWI in Uithoorn vacatures in de prostitutie had aangeboden. Beide kamerleden vinden het onjuist dat een overheidsinstelling zoals het CWI zulke vacatures aanbiedt.
Minister De Geus toont begrip voor de redenatie van het CWI in Uithoorn. Het is de plicht van het CWI om gemelde vacatures voor legale arbeid te registreren, zo laat hij weten, en sinds de opheffing van het bordeelverbod door het paarse kabinet hoort de prostitutie daarbij. Niettemin heeft De Geus de CWI’s in reactie op het geval in Uithoorn laten weten dat „dit niet betekent dat dergelijke vacatures ook gepresenteerd moeten worden.”
De Geus deelt niet de mening van zijn partijgenotes uit de Tweede Kamer dat het aanbieden van prostitutiebanen een „risico” vormt voor „een groep zeer kwetsbare uitkeringsgerechtigde vrouwen.” In zijn reactie wijst hij erop dat de CWI’s niet aan bemiddeling doen, waardoor dit risico zou kunnen ontstaan, maar de door hen geregistreerde vacatures slechts presenteren.
Verder stelt de minister dat een handelwijze als die van het CWI in Uithoorn niet in strijd is met artikel 6 van het VN-vrouwenverdrag. In dat artikel staat dat een land „alle passende maatregelen” moet nemen ter bestrijding van het exploiteren van vrouwen. Volgens De Geus heeft de legalisering van de prostitutie in Nederland ertoe geleid dat dit niet meer als exploitatie zoals bedoeld in het Vrouwenverdrag kan worden beschouwd.