Hulp voor lijdend Liberia
Legio Liberianen lijden. Zij lopen met littekens. Lichamelijk, maar ook psychisch. Van 1989 tot 2003 teisterde een burgeroorlog het Afrikaanse land Liberia. Moordpartijen eisten 250.000 mensenlevens. Vrijwel alle volwassenen en tieners verloren familie. Minstens 200.000 mensen verlieten hun vaste woonplaats. De nieuwe RD-actie maakt het die binnenlandse vluchtelingen mogelijk een nieuw bestaan op te bouwen. ”Laat Liberia leven”.
Jo kijkt getraumatiseerd uit z’n ogen. Toch vertelt de jongen z’n verhaal. „Tot de tanden gewapende rebellen beweerden dat opa wist waar diamanten of goud waren verborgen. Zij bonden hem vast. In de felle zon. Urenlang. Hij zweeg. De terroristen dreigden: „Wij zullen je vrouw en je kinderen mishandelen.” Maar opa zei: „Ik weet niet waar goud te vinden is. Mensen hebben mij vals beschuldigd.””Toen sneden de geweldplegers grootvader de keel door. „Zij haalden hart en lever uit zijn lichaam”, vertelt Jo. „Mijn jongere zus moest die koken en opeten. Daarna werd zij door tien soldaten achter elkaar verkracht. Toen was zij dood. De rebellen bonden de rest van de familie in het huis vast –oma, moeder, een klein zusje en een tante– en staken de woning in brand. Zij dwongen mij alles aan te zien.”
Jo was de enige van het gezin die wist te ontsnappen. Terwijl de terroristen toezagen hoe het huis met daarin grootvader en de overige familieleden uitbrandde, vluchtte hij de bush in. Hij was toen een jaar of tien, twaalf. In de rimboe ontmoette hij door eenzelfde lot getroffen kinderen. Overdag sliepen ze. ’s Nachts stalen ze hun voedsel. Nu droomt Jo ervan. Elke nacht. „Dan zie ik moeder weer.” In 1995 bereikte Jo de hoofdstad Monrovia.
De geweldplegers behoorden tot de The United Liberation Movement of Liberia for Democracy (Ulimo). Die groep opereerde vanuit buurland Sierra Leone. Zij toonde zich telkens extreem wreed. In de omgeving waar Jo woonde, doodden de rebellen elke nacht acht mensen. De inheemse cultuur zegt dat het ‘bezit’ van iemands hart of organen –na hem of haar gedood te hebben– kracht verleent.
Wederopbouw
Het verhaal van Jo is één detail. Zo zijn er duizenden. Veel slachtoffers van de burgeroorlog vluchtten naar sloppenwijken in Monrovia. De langdurende conflicten vernietigden tevens de infrastructuur van het land. Zij werkten ook door in de gezondheidszorg en de beschikbaarheid van voedsel. Veel kinderen in Liberia overlijden aan cholera en malaria. Hun verzorgers schieten tekort in kennis en hebben gebrek aan belangrijke zaken zoals malarianetten en schoon water.
Sinds 2003 houden de Verenigde Naties intensief toezicht in Liberia. Het is een zware opgaaf voor de in 2005 verkozen president Ellen Johnson-Sirleaf om het gebied tot een stabiel land te maken. Want armoede en ellende kunnen telkens nieuwe conflicten oproepen. Nog altijd spelen er etnische problemen. Wederopbouw en groei in welvaart verkleinen echter de kans op nieuwe burgeroorlog in het formeel nog altijd christelijke land.
Eten verbouwen
De RD-actie is gekoppeld aan een programma van stichting ZOA-Vluchtelingenzorg. En de hulp komt primair ten goede aan gezinnen met alleen een moeder of zelfs geen ouders. Want veel vaders lieten in de burgeroorlog het leven. Talloze mannen nemen de verantwoordelijkheid voor hun gezin niet serieus. Moeders –of tieners– moeten vaak acht monden zien te voeden. Terwijl de werkloosheid in Liberia formeel op 85 procent ligt.
Over welk soort hulp gaat het? De voedselproductie in Liberia ligt op een laag peil. Het geïmporteerde voedsel is erg duur. De actie financiert een project dat erop gericht is gezinnen met een inkomen onder de armoedegrens te leren hoe ze zelf eten kunnen verbouwen. Zij moeten ook zelf werken aan verbetering van hun gezondheid. Het projectgebied ligt in drie wijken van het stadsdistrict Paynesville aan de oostkant van Monrovia.
Het is de bedoeling dat de lezers van het Reformatorisch Dagblad minstens 300.000 euro bijeenbrengen. Met een investering van nog geen 20 euro per persoon kunnen gezinnen hun inkomen aanzienlijk uitbreiden. En dan zal naar verwachting ook 50 procent minder kinderen ziek worden (en sterven) als gevolg van malaria-infectie. Als er meer geld binnenkomt, zullen meer mensen hulp ontvangen.
Kleinvee verzorgen
De kernactiviteiten in het project zijn kleinschalige tuinbouw en het houden van kleinvee op braakliggend terrein in stadswijken. Daarbij is sprake van training van vooral alleenstaande moeders op het gebied van voedselproductie. Dus hoe ze groenten moeten verbouwen. En hoe ze kleinvee moeten verzorgen. Dat is uitermate belangrijk. Want vlees, eieren en groenten vormen een essentiële aanvulling op het eten in arme gezinnen.
Het is de bedoeling circa 2000 gezinnen op gang te helpen met kwalitatief sterk groentezaad voor bonen, erwten en bladgroenten. Ook kippen, konijnen en eenden komen niet zomaar uit de lucht vallen. Verder moeten de zorgvuldig geselecteerde deelnemers aan het project natuurlijk geschikt gereedschap in handen hebben om het geleerde in praktijk te brengen. De gezinnen zullen het kleinvee gedeeltelijk delen met andere kwetsbare gezinnen.
Verder behelst het project het opstarten van honderd coöperaties van groente verbouwende vrouwen. Die coöperaties moeten de groenten op de markt brengen, evenals het vlees van kippen, konijnen en eenden. Het gaat erom dat groepen van ongeveer twintig vrouwen leren samen sterk te staan –dus ook goede prijzen te vragen– bij de verkoop van hun producten. Zo krijgen moeders extra tijd voor het huishouden. Dus ook voor hun kinderen.
Ook de strijd tegen malaria maakt deel uit van het RD-project. Ongeveer 40 procent van de kinderen beneden de 5 jaar sterft in Liberia aan die ziekte. Binnen het district Paynesville is echter geen sprake van bescherming tegen malaria. Het project richt zich daarom mede op voorlichting over malaria en het bevorderen van preventie door de verspreiding van geïmpregneerde muskietennetten.
Honderd wijkbewoners ontvangen training om hun wijkgenoten voor te lichten over het voorkomen van ziekten, zoals malaria en cholera. Zij gaan ook schoonmaakacties organiseren. Concreet betekent dat: poelen dempen en rottend vuil verbranden.
Liberia wordt geregeerd door de zogeheten Americo Liberians. Daarnaast leven er nog minstens vijftien verschillende Afrikaanse stammen in het land. En vluchtelingen. Een belangrijk aspect achter de burgeroorlog was het etnisch conflict. Een belangrijk effect van het project kan zijn dat mensen uit verschillende stammen meer met elkaar te maken krijgen, of moeten samenwerken. Dat zou toenadering en een vredesproces kunnen stimuleren.
Halfverwoeste huizen
Waarom draait het project in Monrovia en niet op het platteland? De Liberiaanse overheid lijkt zich vooral op het platteland te richten. Daarmee zou zij stemmen willen winnen voor de dit jaar te houden verkiezingen. Het projectgebied Paynesville ligt min of meer aan de rand van Monrovia. Het gaat om de gemeenschap in Wijk 72, de wijk van de Tolbert Road en de wijk Elwa. Elwa staat voor: Eternal Love Winning Africa.
In de jaren 60 was er in het district Paynesville nota bene een villawijk te vinden. In de wijk van de Tolbert Road woonden mensen die aanzienlijk boven het gemiddelde niveau van armen leefden. Er huisden toen in het hele gebied Paynesville zo’n 20.000 mensen. Nu zijn het er 120.000. Want later namen binnenlandse vluchtelingen en armen de door de burgeroorlog niet zelden halfverwoeste huizen van de oorspronkelijk welgestelde bewoners van de wijk in bezit.
In de drie wijken is al sprake van gezondheids- en onderwijsprogramma’s, van actie voor mensenrechten om geweld tegen vrouwen te voorkomen, van waterprogramma’s en het bouwen van sanitaire voorzieningen. En van opvang van wezen en jongeren. Het RD-project zou een prachtige aanvulling kunnen betekenen. Want al die mensen moeten eten. Ze moeten zelfvoorzienend worden.
Kappersopleiding
Nic Street (65) is een Engelsman. Hij is vanaf 2006 directeur van ZOA Refugee Care in Liberia. Nic vertelt dat hij werd geboren tijdens een Duitse luchtaanval op Engeland (1944). „Maar de Duitsers misten.” Projectcoördinator Drake is afkomstig uit Uganda. En de zwarte staf van ZOA Liberia bestaat uit leden van diverse stammen. Dat leidt volgens Nic niet tot spanningen. Wel is hij altijd alert op corruptie.
Nic was vanaf 1994 bezig met projecten in Kroatië, Servië en Bosnië. Vanaf 1997 werkte hij voor non-gouvernementele organisaties als Oxfam en World Vision. In 2000 ging hij voor Unicef naar Oost-Timor en in 2002, de slotfase van de burgeroorlog, naar Liberia. Vanaf 2006 werkt Nic voor ZOA.
Nic neemt mij mee naar Wijk 72. Eén vrouwengroep is daar al bezig met een project, zoals er via de RD-actie velen van de grond moeten komen. Onder de eerste 37 vrouwen zijn zowel christenen als moslims. In 50 procent van de gevallen is hun man in de burgeroorlog omgekomen. Sommigen zijn ze ongetrouwd. Soms gaat het om vrouwen die een kind hebben omdat ze verkracht zijn in de burgeroorlog.
De groep werkt als een soort coöperatie. De vrouwen zorgen voor het verbouwen van groenten. Zij zorgen ook voor de verkoop van hun producten. Er is bovendien sprake van beroepstraining: een soort kappersopleiding en een bakkerij. De vrouwen zijn bereid initiatief te nemen. Dat is belangrijk in een land dat geteisterd is door burgeroorlog. Zij weten dat het leven goed kan zijn in hun land. Want zo was het in Liberia vóór 1980. In landen die nooit een redelijk welvarend bestaan kenden, ligt dat anders.
Kapmessen
Als ik in Monrovia een taxi induik, raak ik in gesprek met de chauffeur. Hij vertelt over z’n vrouw Ruth. Ze is lid van een baptistengemeente. Rond 2002 trokken plunderende, moordende rebellen met kapmenssen door haar woonplaats. De chauffeur vertelt hoe de rebellen het lemmet van de kapmessen in het vuur witheet stookten en het in de keel staken van de moeder, de vader en de zus van Ruth, om het daar vervolgens rond te draaien. Zij vonden de dood.
Ruth overleefde. Bijna iedereen die nog leeft, kan dergelijke verhalen vertellen. De RD-actie 2009-2010 is broodnodig.
Dit is het eerste artikel in een serie van vier over de RD-actie ”Laat Liberia leven”. Het volgende artikel verschijnt op 19 november.