Bronstijdboer dreef handel en irrigeerde
Boeren in Noord-Mesopotamië –in het grensgebied van Turkije, Syrië en Irak– gingen de handel in toen het klimaat tussen 3000 en 1600 jaar voor Christus droger werd. Ze vermengden zich met de seminomadische Amorieten, die veehandelaren waren.
Dat blijkt uit het onderzoek waarop Arne Wossink woensdag promoveert aan de Universiteit Leiden. Hij verwachtte bewijs aan te treffen van oorlogen om voedsel en water, maar ontdekte juist vergaande samenwerking met de seminomadische veehouders.De archeoloog analyseerde voor zijn onderzoek eerdere vondsten uit het gebied en oude teksten. Door zich te vermengen met de Amorieten kregen de boeren toegang tot een groot handelsnetwerk, dat nodig was om de droge periode door te kunnen komen.
Ook Eva Kaptijn promoveert woensdag aan de Universiteit Leiden. De archeologe groef niet, maar raapte alles op wat op scherven leek. Samen met haar collega’s paste ze in de Jordaanse Zerqavallei een intensieve veldverkenningstechniek toe. Op de heenweg raapten zij al het aardewerk op, op de terugweg al het andere materiaal. Dit leverde meer dan 100.000 vondsten op, variërend van duizenden jaren tot enkele decennia oud.
Op basis van de vondsten stelde ze vast dat de Zerqadriehoek in Jordanië al duizenden jaren afwisselend bewoond en geïrrigeerd werd. Hoewel de grond in de vallei erg vruchtbaar is, viel er doorgaans te weinig regen om zonder extra bevloeiing gewassen te kunnen verbouwen.
De mate van bewoning van het gebied bleek sterk afhankelijk van de irrigatiemethoden die de bewoners toepasten. Wie zeggenschap over de verdeling van water had, had macht.