Blijven slapen in het uitvaartcentrum
De kist kan in een voorportaaltje, daarachter staan twee bankbedden waarop geslapen kan worden. Het eerste uitvaarthotel van Nederland, in Hedel, is vandaag officieel geopend.
Twee kamers heeft het splinternieuwe uitvaarthotel. De ene kan niet bezichtigd worden. Daar ligt iemand opgebaard. De andere kamer is vrij – nog wel. Dat is over een paar uur anders. Henri Stork kijkt op zijn horloge. „Zo meteen om drie uur laat een oudere man euthanasie plegen. Hij heeft al aangegeven in deze kamer opgebaard te willen worden.”Stork is de initiatiefnemer van het uitvaarthotel, waarin hij voor een bedrag van 1,6 miljoen heeft geïnvesteerd. Zijn „uitvaartcentrum met overnachtingsmogelijkheid”, zoals hij het complex zelf liever omschrijft, past perfect in de trend waarin mensen zoeken naar nieuwe invullingen rondom de dood. „Tien jaar geleden had ik met dit concept geen schijn van kans gehad.”
De nabestaanden overvragen Stork niet gauw. „Dit hele complex is het resultaat van goed naar hen luisteren.” Vindt iemand de inrichting van de hotelkamers helemaal niets, dan kunnen de zeegezichten en landschappen zó van de muur, zoals de familie doet van de man die euthanasie laat plegen. Zij kleden hun kamer aan in oosterse stijl, met hun eigen spullen.
Het idee voor het hotel deed hij op toen een man in zijn vorige, veel kleinere uitvaartcentrum ’s nachts koste wat kost bij zijn overleden vrouw wilde blijven. „Ik heb hem de sleutel gegeven. Toen ik de volgende morgen terugkwam, zag ik hem in een vervelende houding slapen op zijn stoel. Toen dacht ik: Dat moet anders.”
Storks filosofie is helder: de dood past niet in een halfuurtje van snel afscheid nemen. „Mijn ouders hebben mij op de wereld gezet, hebben 18, 19 jaar voor me geknokt om mij te maken tot wie ik ben. Als zij overlijden, wil ik niet in een enkel moment afscheid nemen.”
Daar staat tegenover dat sommige mensen met wel heel onorthodoxe wensen op de proppen komen. Stork: „We hadden pas iemand die zei dat wij geen stijve pakken aan mochten, maar tijdens de plechtigheid allemaal in spijkerbroek moesten lopen. Dat gaat heel erg tegen mijn principes in, maar ik doe het wel.”
Ook op het gebied van kisten is vrijwel alles mogelijk. De begrafenisondernemer loopt naar zijn nieuwe koelhuis –„stel dat er een bus verongelukt, dan kan ik hier wel 30, 35 kisten kwijt als het moet”– en opent een lege doodskist in het formaat XXL van massief hout in superieure kwaliteit. „Probeer die maar eens te tillen.”
De kist is vanbinnen bekleed met de duurste stoffen en heeft een hoofdsteun die hoger en lager gezet kan worden. Kosten: 6300 euro „exclusief btw. Zo’n luxe bed hebben de meeste levende mensen niet.” Wat hij daar zelf van vindt? „Te zot voor woorden. Maar wie ben ik om te zeggen: Dit kan niet?”
Ook de kerk gaat steeds vaker mee in de wensen van nabestaanden, merkt Stork. „Hoewel er voor de kerk eerder grenzen zijn. Zo herinner ik me een motorcrosser die om het leven kwam. De motor moest in de kerk komen staan, maar de dominee wilde dat beslist niet. De familie is toen naar een horecagelegenheid gegaan.”
Bij Stork zouden ze ook welkom zijn geweest. „Ik probeer aan alle mogelijke wensen tegemoet te komen.” Of de ernst van de dood daarmee uit het zicht verdwijnt, weet Stork niet. „Iedere tijd heeft zijn gewoontes, maar alleen ernstig was het nooit. Ik ben zelf rooms-katholiek opgevoed. Toen was het na een begrafenis hoog tijd voor een borrel, en liefst nog één.”