Discussie AOW-leeftijd zo oud als AOW
RIJSWIJK (ANP) – De discussie over de AOW–leeftijd is zo oud als de AOW zelf. De leeftijd zou al lang boven de 70 jaar hebben gelegen, als de bedenkers van het ouderdomspensioen hun zin hadden gekregen. Zij stelden in de jaren vijftig van de vorige eeuw voor om die leeftijd met zeven weken per jaar te verhogen, omdat de levensverwachting stijgt. Maar het werd in 1957 een vaste leeftijd van 65 jaar.
Het vierde kabinet–Balkenende wil nu, ruim vijftig jaar na dato, de AOW–leeftijd verhogen. Door de economische crisis zijn miljarden euro’s aan bezuinigingen nodig. Ook dreigt door de vergrijzing een tekort aan personeel en moeten mensen zo lang mogelijk aan het werk om voorzieningen betaalbaar te houden. Een verhoging naar 67 jaar moet 4 miljard euro opleveren.Toen het vierde en laatste kabinet–Drees in 1957 de AOW introduceerde, kregen 738.693 mensen die ouderdomsuitkering. Volgens de laatste stand van de Sociale Verzekeringsbank (SVB), die de oudedagsvoorziening uitvoert, ontvingen eind september 2.793.593 gepensioneerden de uitkering.
In 1985 nam het aantal AOW’ers in één klap sterk toe. Voor dat jaar ontving een echtpaar 100 procent van het minimumloon, als de kostwinner 65 jaar werd. Sinds 1985 werd het pensioen van een echtpaar gesplitst in twee pensioenen van elk 50 procent van het minimumloon.
Momenteel krijgen twee gehuwden of samenwonenden die beiden 65 jaar zijn, elk per maand 694,19 euro bruto. Een alleenstaande krijgt maandelijks 1011,64 euro bruto.
Op basis van de bevolkingsprognoses verwacht de SVB rond 2038 de top te bereiken van ruim 4,5 miljoen AOW–klanten. Daarna daalt het aantal geleidelijk, omdat sinds de jaren ’70 het geboortecijfer terugloopt.
Het oudedagspensioen wordt voor het grootste deel betaald door werkende mensen tussen 20 en 65 jaar. Maar door de vergrijzing zijn er steeds minder werkenden die voor steeds meer 65–plussers betalen. Doordat de premie voor werkenden gemaximeerd is, moet de overheid steeds meer bijpassen met belastingmiddelen.
Minister Donner (Sociale Zaken) waarschuwde eerder dit jaar dat in 2040 het aantal 65–plussers ongeveer gelijk is aan de helft van de beroepsbevolking. Dat wil zeggen dat er dan nog twee werkende premiebetalers zijn voor iedere gepensioneerde. Nu staan er nog vier werkenden tegenover één AOW’er.