Creatief aanmodderen als ideologie
Is de Chinese eenpartijstaat een wereldvreemd verschijnsel dat gedoemd is te verwijnen, of is het een levensvatbaar alternatief voor de westerse democratie? Allebei een beetje, stelt de Amerikaane sinoloog David Shambaugh.
Shambaugh gaf zijn meest recente studie de titel ”China’s communist Party, Atrophy and Adaptation” (China’s Communistische Partij, afsterving en aanpassing”. Beide dus, afsterven (op onderdelen) en aanpassing, en juist dat maakt de toekomst op lange termijn tamelijk ongewis.Hoe is het toch mogelijk dat de eenpartijstaat kan overleven? De Chinese economie en samenleving maken sinds de jaren 80 een stormachtige ontwikkeling door, en toch wordt het land nog altijd met ijzeren vuist geleid door deze ene partij.
Een deel van het antwoord is dat de Chinese machthebbers uittentreuren de val van de communistische regimes in het Oostblok en de Sovjetunie hebben bestudeerd, en daaruit vooral één ding onthouden: een onbuigzame, starre opstelling is de kortste route naar het einde van de partijmacht. Aanpassing voorzover dat de handhaving van de partijmacht dient, moet het devies zijn. ”Dynamische stabiliteit” is waarvoor de Chinezen kozen en nog kiezen: door voortdurende aanpassing van beleid, gedaan onder druk van de veranderingen in de samenleving, verkrijg je stabiliteit voor je eigen positie.
Een andere belangrijke les die Peking uit het Oostblok heeft meegenomen, is deze: geef nooit de vrije hand aan de arbeidsbeweging, aan kerken of aan andere sociale organisaties, want dat is een hellend vlak in de richting van politiek verzet vanuit de samenleving. In plaats daarvan kwam de partij tegenover deze groepen en instellingen met een mix van onderdrukking en inpalming.
Toch blijft die aanpassing een wezenskenmerk van met name het huidige bewind van president Hu Jintao en premier Wen Jiabao. Dat is te zien aan datgene waar ze voor zeggen te staan. De aloude Chinese idealen van welvaart en macht, van versterking van het nationalisme en internationaal prestige, van de eenheid van het land bewaren en chaos voorkomen, staan ook bij Hu en Wen hooggenoteerd, zoals dat bij alle leiders sinds de negentiende eeuw het geval was.
Tegelijkertijd geven Hu en Wen een populistische draai aan hun beleid, door nadrukkelijk die zaken aan te pakken die nu onder de bevolking leven. Meer aandacht voor de armen, voor het platteland, voor het milieu, het nastreven van een evenwichtige regionale ontwikkeling, de aanpak van corruptie. Allemaal zaken die aantonen, aldus Shambaugh, dat het China van nu niet wordt geleid door een werelvreemde en starre partij.
”Populistisch autoritarisme”, noemt hij die huidige partijlijn. Daar zit gelijk ook de uitdaging en bedreiging: wie zich als autoritaire partij laat leiden door wat er onder de bevolking leeft, krijgt vandoen met wat politicologen de ”revolutie van de rijzende verwachtingen” noemen: iedere aanpassing door de partij wekt nieuwe verwachtingen onder de bevolking, maar ook nieuwe problemen en verdere aanpassing. Het vraagt uiteindelijk een partij die proactief op bewegingen in de samenleving reageert, en die met visie de toekomst tegemoetgaat. Maar populisme is allesbehalve visie en heeft meer met aanmodderen te maken.
Het huidige regime is niet echter alleen populistisch, het is ook autoritair. En dat blijkt wel uit het feit dat het er tegelijkertijd alles aan doet om de partijcontrole op alle terreinen te vergroten en te versterken. Dat het Chinese regime op een dag zal ineenstorten („regime collapse”) verwacht Shambaugh dan ook zeker niet.
Er is volgens hem zeker sprake van atropie, van afsterving op onderdelen, maar de machtsmiddelen van de partij zijn allesbehalve uitgewerkt. „De partij is een landelijke organisatie met aanzienlijke macht en gezag. Dankzij haar monopolie op personele benoemingen heeft ze greep op het bestuur op alle niveaus, op bedrijven, universiteiten en onderzoeksinstituten.” Ook de controle op het militaire apparaat is ongeschonden, evenals die op de media.
Hu en Wen zullen het politiek systeem zoals dat nu bestaat niet openen voor meer politieke competitie. Wel zullen ze meer consultatie, raadpleging, toestaan. Hervormingen binnen het systeem (tizhinei) en niet buiten het systeem (tizhiwai), is wat ze beogen.
Verwacht daarom niet dat China ooit een democratie volgens westerse snit zal worden. Er zal eerder sprake zijn van wat wel ”consultatief leninisme” wordt genoemd. Van elkaar beconcurrerende groepen in de achterban van de partij, en van meer overleg met bevolkingsgroepen die niet direct tot de partijorganisatie behoren.
Vooral voor het Volkscongres is hier een grotere rol weggelegd. De partij zal hervormingen slechts mondjesmaat nastreven. Wat opdoemt is een ”eclectische staat”, die hier en daar wat experimenteert, dingen geleidelijk uitbreidt en wat niet blijkt te werken weghaalt of uitschakelt. Creatief aanmodderen zou je het kunnen noemen.
Dit is het laatste deel in een korte serie over China na zestig jaar communisme.