Schoolorgels in soorten en maten
In vrijwel iedere aula van een reformatorische scholengemeenschap staat een orgel. Nieuw gebouwd, of overgeplaatst. Klein of groter. Een mechanisch instrument, of een elektronicum. Vrij toegankelijk voor leerlingen, of omgeven door strikte regels. De Apeldoornse Jacobus Fruytier Scholengemeenschap neemt binnenkort een spiksplinternieuw pijporgel in gebruik. Vergeleken met de schoolorgels in Rotterdam, Amersfoort, Goes en Kampen een fors en vorstelijk instrument voor een aula.
Het nieuwe Fruytierorgel had zaterdagmiddag in gebruik genomen moeten worden. Wegens het overlijden vorige week van de hoofdconciërge van de school is de bijeenkomst echter uitgesteld.Het gaat om een fonkelnieuw instrument met twintig stemmen, gebouwd door de firma Mense Ruiter uit Zuidwolde. Het orgel is geplaatst in een hoek van de aula, waar de zaal het hoogst is. Opvallend is de bovenkant van de kas: een kap die naar voren overhelt moet het geluid direct naar beneden geleiden, de zaal in.
Bijna 25 jaar deed de school het met een Johannusorgel. Dat was echter echt helemaal op, zeggen de docenten Wim Slagman (bouwtechniek) en Jaap Wilbrink (biologie), beiden lid van de orgelcommissie.
Bestuur en directie gaven de orgelcommissie vijf jaar geleden de opdracht om te zien naar een ander instrument. „We zijn begonnen bij Johannus Orgelbouw”, zeggen de docenten. „In zo’n Feike Asmazaal in Ede klinkt het allemaal heel goed. Maar als je zoiets hier wilt realiseren, komt er nog heel wat bij kijken. Rondom in de aula moet je boxen aanbrengen, en dan nog laat de draagkracht te wensen over. Terwijl je hier toch soms zo’n 300 à 400 man moet begeleiden. Ook de kosten zouden aardig oplopen; een kleine ton ben je wel kwijt.”
De commissie koos uiteindelijk voor de natuurlijke klank van een pijporgel. „Dat heeft ook een educatief aspect. Je wilt de jongeren in deze fase van hun leven in aanraking brengen met goede muziek. Als je ze dan kunt laten spelen op een echt pijporgel, is dat veel beter dan op een elektronicum. Ook voor het samen spelen met andere instrumenten op muziekavonden is de echte klank van een pijporgel een groot voordeel.”
De commissie oriënteerde zich eerst op bestaande pijporgels. „Probleem is dat zo’n instrument niet voor deze aula is gebouwd, terwijl het hier een heel lastige, gortdroge zaal is, met een laag, oplopend plafond.”
Zo kwam een nieuwbouworgel in zicht. Uit vier orgelmakers werd de Groningse firma Mense Ruiter gekozen. Waarom? „Vanwege de klank van zijn instrumenten. En: hij kon leerlingenhulp gebruiken. Dat vonden we heel belangrijk: de jongeren erbij betrekken, zodat ze kunnen zeggen: Dat heb ík gemaakt.””
Kostenplaatje
Het uiteindelijke kostenplaatje kwam op een kleine 3 ton. Is dat niet heel veel voor een schoolorgel? Wilbrink en Slagman: „We begrijpen het als ouders hier vragen bij hebben. Vooral in deze crisistijd, als er bezuinigd moet worden op bijvoorbeeld excursies. Tegelijk moet duidelijk zijn dat dit niet een project is van een stelletje enthousiastelingen. Dit is een duidelijke keus van bestuur en directie.”
Waar het geld vandaan is gekomen? „Aan de ene kant is er geld opgehaald door de leerlingen, met cd’s en verkoopacties. Ook de leerlingen van handel en verkoop zijn ingeschakeld. Aan de andere kant was er een reservering op de begroting.”
Is een orgel met twintig stemmen nodig voor deze aula? Jan Veldkamp, een van de directeuren van de firma Mense Ruiter: „Twaalf stemmen had misschien ook gekund. Maar gaande het proces kwam dit concept eruit, inclusief zwelkast. Daarbij speelde ook mee dat je een orgel wilt neerzetten waarmee de jongeren kunnen kleuren, bijvoorbeeld als ze samenspelen met andere instrumenten.”
Veldkamp –„Let op: we hebben het orgel met ons hele team gebouwd!”- heeft het een „ontzettend leuke klus” gevonden. „Sowieso ben ik trots op een school die dit doet. Een muziekschool in Winschoten doet zijn orgel weg, terwijl de Fruytier er een laat bouwen. Dat is heel positief. Zo’n orgel kan een heel grote rol spelen in het muziekonderwijs en de muzikale vorming van leerlingen.”
Zo’n tien leerlingen van bouwtechniek, elektrotechniek, metaal en natuurkunde hebben op een of andere manier een bijdrage geleverd aan onderdelen van het orgel. Fantastisch, vindt Veldkamp. „Je brengt jonge mensen zo bij het ambacht; je laat zien dat het een heel precies vak is. Het is fascinerend hoe enthousiast ik de leerlingen heb zien werken.”
Geen heiligdom
Het is een orgel geworden waarop je zowel Reger als Bach heel goed kunt spelen, terwijl het toch geen compromis-instrument is geworden, zegt Veldkamp. Slagman en Wilbrink zijn zichtbaar in hun nopjes: „Je bent een kei van een bouwer als je dit geluid in deze ruimte kunt realiseren.”
En nu? „Het is de bedoelingen dat de leerlingen er vrij op mogen spelen, misschien met een soort inschrijfsysteem. Er mag geen blokkade zijn om het instrument te bespelen. Het is geen heiligdom.” Veldkamp: „Stilstand is voor een orgel achteruitgang. Dat moet je gebruiken. Natuurlijk gaat er dan wel eens wat kapot. Dat is niet erg. Je moet vertrouwen hebben in de leerlingen.”
De Guido de Brès in Rotterdam was in 1970 een van de eerste reformatorische scholen voor voortgezet onderwijs. Toen in 1978 de school op een nieuwe locatie werd gehuisvest, bracht de achterban van de school zo veel geld bijeen, dat daarmee in 1980 voor 130.450 gulden een orgel voor de aula kon worden aangeschaft. Muziekleraar Dirk Jansz. Zwart, groot voorstander van mechanische pijporgels, adviseerde om de orgelmakers Hendriksen & Reitsma dit orgel te laten bouwen. Het werd hun opus 19, dertien stemmen groot.
Bij de verhuizing van de Guido de Brès in 2005 naar een nieuwe locatie ging het orgel mee en werd het met twee stemmen uitgebreid.
Docent A. Zonnenberg, sinds de oprichting bij de Guido de Brès werkzaam: „In het begin werd het orgel, behalve voor het begeleiden van de samenzang, intensief gebruikt door leerlingen die hun kunnen demonstreerden.”
Tegenwoordig is het orgel wat minder in tel. „De piano geniet meer belangstelling. Er zijn leerlingen die heel goed pianospelen. Voor jongeren die orgel willen spelen, is het instrument vrij toegankelijk. De aula is niet de hele week in gebruik. Wie wil spelen, kan er vaak terecht.”
De aula kan het zonder akoestisch systeem stellen. Zonnenberg: „De architect heeft de zaal zo ontworpen dat het ook zonder een akoestisch systeem een prima klinkende ruimte is.”
Bij de bouw van het Van Lodenstein College in Amersfoort werd een orgelcommissie gevormd van personeelsleden met belangstelling voor muziek. Opdracht: de gedachtevorming over een nieuw orgel voor de aula. „Het moest een pijporgel worden en niet de veel goedkopere elektronische oplossing”, zegt Henk Bahlman, destijds lid van de orgelcommissie. „We kozen voor ”echt”. En ook voor de klankervaring die leerlingen kunnen opdoen met de oorspronkelijke, natuurlijke orgelklank: luisteren naar en musiceren op een instrument dat leeft, waarin het geluid adem heeft. Toen het bestuur bereid was mee te werken om de financiële kant rond te krijgen, lag het principebesluit snel vast.”
Uiteindelijk kreeg de firma Hendriksen & Reitsma in 1988 de opdracht een orgel te bouwen op 8 voetsbasis, met een vrij klassieke dispositie. Hun opus 32 kostte 131.200 gulden en kreeg achttien stemmen.
„Leerlingen repeteren om er een concert op te geven. Dat concert telt mee voor het eindexamencijfer”, zegt muziekleraar Jan-Geert Heuvelman. „Ook wordt het orgel gebruikt bij koor- en orkestrepetities. Tevens kunnen leerlingen in hun vrije uren orgelspelen. De conciërge coördineert dat.”
De akoestiek van de aula wordt een handje geholpen met een akoestisch systeem van Arie Griffioen. Het systeem neemt op veel plaatsen in de ruimte het geluid op, transporteert dat en geeft het dan weer. Bahlman is blij met de daardoor gesuggereerde ruimtelijkheid.
Het Calvijn College locatie Goes wilde in de aula voornamelijk een orgel om de samenzang te begeleiden. Die wens kwam de Vereniging van Organisten der Gereformeerde Gemeenten (VOGG) ter ore. Die wist dat een orgel beschikbaar was dat Fonteijn & Gaal in 1962 bouwde voor een kerk in Amsterdam-Osdorp. De orgelbouwers Kaat & Tijhuis te Kampen renoveerden het instrument, waarna Goes het in 1989 voor 25.000 gulden kocht.
Het is een instrument met twintig stemmen, waarvan drie registers zogenaamde transmissies zijn. „We zijn er tevreden mee”, zegt A. C. Nieuwenhuizen. „Het wordt bespeeld op culturele avonden en tijdens repetities van het koor Matthanja. ’s Zondags kerkt de gereformeerde kerk vrijgemaakt in de aula, die dan als kerkzaal dienstdoet. Leerlingen mogen het orgel bespelen als ze daar van de muziekleraar toestemming voor krijgen. Daar geldt overigens wel een aantal regels voor. Ze moeten bijvoorbeeld orgelles hebben en behoorlijk kunnen spelen.”
De bouwkosten van de Pieter Zandtscholengemeenschap in Kampen bedroegen in 1995 33 miljoen gulden. Twee pijporgels voor de twee aula’s van elk 22 bij 22 meter, dat ging ver boven de begroting. Het werden twee Griffioenorgels, het ene 25 stemmen groot, het andere met 16 stemmen.
Griffioen bouwde destijds elektronische orgels volgens het zogenaamde analoge systeem. Hij moest niets van de digitale sampletechniek hebben. Zijn analoge systeem berustte op volledig zelfstandig sprekende stemmen, met per koor een eigen toonopwekking en weergave, waardoor de klank draagkracht heeft. In de jaren 90 behoorde een Griffioenorgel tot de betere soort elektronische orgels.
Vanwege de geringe hoogte van de aula’s in Kampen werden de zalen voorzien van een akoestisch systeem. De kosten van beide orgels en van de akoestische systemen bedroegen 440.000 gulden.
Muziekleraar Ton Adema is tevreden over de instrumenten. „Ze vergen geen onderhoudskosten. Uiteraard worden ze gebruikt voor het begeleiden van de samenzang. Op ouderavonden spelen leerlingen orgel, viool en vleugel. Ook worden er concertjes gegeven van zeer verschillend niveau en uiteraard ook heel verschillend van muzikale smaak.” Als de aula niet in gebruik is mogen leerlingen het orgel bespelen.