Vliegkunst tussen de regendruppels
’t HARDE – Vlot klimt het minuscule vliegtuigje, vervaardigd van piepschuim, naar zo’n 50 meter hoogte om koers te zetten naar een opgestelde boog. Aanvankelijk zoemt het recht op zijn doel af, maar een stevige windvlaag blaast het onbemande vliegtuigje van 200 gram meters uit de koers.
Ir. Christophe de Wagter krijgt zijn toestel echter weer in bedwang. Het vliegt met moeite tegen de straffe wind in. Wanneer het met een sierlijke looping onder de boog door vliegt, breekt een luid applaus los. Nadat het vliegtuigje echter een wild heen en weer zwaaiende ballon raakt, kan de Delftse ingenieur het niet meer in toom houden. Het crasht tussen de heideplanten.De Wagter, van Aerospace Software and Technologies Institute (ASTI) van de TU Delft, is een van de deelnemers aan de dinsdagmiddag in ’t Harde georganiseerde wedstrijd voor ultralichte vliegtuigjes. In totaal deden acht Europese teams, uit onder meer Duitsland, Frankrijk, Noorwegen en Groot-Brittannië, mee aan de door de TU organiseerde competitie met onbemande vliegtuigjes.
De vliegtuigjes moeten autonoom verschillende opdrachten uitvoeren, zoals vliegen door een opgestelde boog, aantippen van een ballon aan een touw, droppen van een paintball en herkennen van een –in scène gezet– ongeluk met twee militaire voertuigen. „Hoe minder ingrepen het team op de grond uitvoert, hoe meer punten ze verdienen”, aldus dr. ir. Meine Oosten, hoofd van het ASTI.
Parallel daaraan heeft een wedstrijd ‘endurance’ plaats. Vliegtuigjes moeten zo lang mogelijk in de lucht blijven en tegelijk een zo groot mogelijke afstand afleggen.
De weersomstandigheden vallen niet mee. Of het internationale evenement door de druilerige regen alsnog in het water zal vallen, weet ir. Rick Ruijsink, van het ASTI, ook niet. „Het lijkt er wel op.” Buienradar, getoond op een groot scherm, voorspelt weinig goeds. Alle regen die over Nederland trekt, lijkt zo’n beetje op het militaire terrein bij ’t Harde te vallen.
De vliegtuigjes beschikken over een camera, ‘infraroodogen’ en een automatische piloot. „Die onderdelen zijn onbeschermd aan de buitenkant van de prototypen bevestigd. En ze zijn gevoelig voor vocht. Dat beperkt de inzetbaarheid behoorlijk”, stelt Ruijsink. „Bovendien maakt elke regendruppel de vliegtuigjes extra zwaar en lastiger te besturen.”
Als het rond het middaguur even lijkt op te klaren, loopt het aanwezige publiek –zo’n 200 man– naar het heideveld waar de demonstratie plaats zal hebben. Ir. Christophe de Wagter voert de eerste vliegshow uit.
Het tweede team, uit Duitsland, heeft een toestel met vier heliwieken. Dat blijkt gemakkelijk te vliegen, behalve met sterke tegenwind. Het vliegmachientje worstelt om bij de boog te komen, maar die poging strandt. Vol goede moed vertrekt het naar het ‘verkeersongeval’. Na acht minuten weet het daar de slachtoffers te lokaliseren. Maar op de terugweg blijkt de wind te krachtig. Het toestel komt niet meer terug.
Het derde team ziet af van een vlucht: het gaat weer regenen. Het sein voor veel toeschouwers om naar huis te gaan. Het wordt vanmiddag toch niets meer.
De vijfde internationale competitie tussen UAV –unmanned aerial vehicle, onbemand luchtvaartuig– had gisteren voor het eerst plaats in Nederland. „Voorheen wisselde de locatie van de jaarlijkse competitie tussen Duitsland en Frankrijk. Ik zie het als erkenning voor onze inbreng dat het nu in Nederland plaatsheeft”, vertelt Oosten.
De vliegtuigjes kunnen in de toekomst ingezet worden voor militaire en civiele toepassingen, stelt het hoofd van het ASTI. „Ze zouden gebruikt kunnen worden bij verkenning en opsporing. Nu gebruikt Nederland in Afghanistan de tien keer grotere Sperwer, wat eveneens een onbemand toestel is. Maar ook voor het opsporen van bosbranden en het verkennen van ongevallen zijn ze geschikt.”
Voor het zo ver is, valt er nog veel aan te verbeteren, oordeelt Wesley Jubels, wachtmeester bij de landmacht. „De camera’s van die kleine toestellen zijn gewoon nog niet goed genoeg. Onze Sperwer is op dit moment het neusje van de zalm.”