Soldatenkerkhof in Limburgse löss
Vrachtwagens vol dode soldaten. Vanaf november 1944 rijden ze af en aan door de straten van Margraten, waar Amerikanen een van de grootste militaire begraafplaatsen van Europa inrichten. Vijfenzestig jaar later verschijnt er een boek met verhalen van ooggetuigen die de aanleg van het soldatenkerkhof van nabij meemaakten.
Duizenden witte kruisen, soms afgewisseld met een davidsster, steken omhoog uit het kortgemaaide gras. De eerste herfstbladeren vallen zachtjes tussen de grafstenen. In het metershoge gedenkteken speelt een carillon op gedempte toon het Limburgse volkslied.Annie Prevoo-Frijnts (86) zucht als ze het ereveld betreedt. Ze schudt haar hoofd en zegt: „Vreselijk.” Jarenlang kwam de inwoonster van Margraten, die slecht ter been is, niet op de begraafplaats. De aanblik van de vele kruisen raakt haar. „We vergeten te vaak dat deze jonge kerels voor ons stierven.”
Ze is een van de 41 ooggetuigen die hun verhaal doen in het boek ”Van boerenakker tot soldatenkerkhof”, dat morgen verschijnt. Daarin vertellen dorpelingen en veteranen over hun herinneringen aan de jaren dat het kerkhof werd aangelegd.
Annie Frijnts werkt in de oorlogsjaren op het gemeentehuis van Margraten. Ze distribueert de bonnen waarmee dorpelingen levensmiddelen kunnen krijgen.
Op een zaterdagmiddag in oktober 1944 –alle collega’s zijn al naar huis– hoort ze gestommel. Drie Amerikaanse soldaten komen het gemeentehuis binnen. Een van hen is captain Shomon, commandant van de 611e Graves Registration Company. „Ze zochten naar een geschikte plek om een begraafplaats aan te leggen. Eerder waren ze in Berg en Terblijt geweest, maar daar werden ze niet begrepen. Ik sprak wel goed Engels.”
Annie belt een collega. Die gaat met de militairen op pad. Nog diezelfde dag krijgen de Amerikanen toestemming van de burgemeester om akkerland langs de Rijksweg van Aken naar Maastricht in gebruik te nemen als kerkhof.
Als op 11 november de eerste soldaat wordt begraven, beseffen de Margratenaren niet wat hun te wachten staat. De 28 hectare vruchtbare akkergrond nabij het 1200 zielen tellende dorp verandert langzaam maar zeker in een van de grootste militaire begraafplaatsen van Europa. Nog geen anderhalf jaar later, op 30 maart 1946, liggen er 17.742 Amerikanen, 1026 andere geallieerden en 3075 Duitse militairen begraven in de Limburgse löss.
De impact op de kleine agrarische gemeenschap is groot, vertelt Prevoo-Frijnts. „De vrachtwagens met dode soldaten reden met 90 kilometer per uur door het dorp. Zo snel mogelijk, anders bleef de stank hangen.”
Tijdens het Ardennenoffensief, dat in december 1944 losbarst, vallen zo veel slachtoffers dat de militairen op het kerkhof de stroom dode lichamen niet aankunnen. „De burgemeester ging alle huizen langs om de mannen op te roepen mee te helpen met het delven van graven.”
Na de oorlog worden de Duitsers overgebracht naar Ysselsteyn; duizenden Amerikanen repatriëren naar hun vaderland. In Margraten blijven 8301 graven achter.
In 1949 start de American Battle Monuments Commission, de Amerikaanse commissie voor oorlogsmonumenten, met de herinrichting van de dodenakker. De achtergebleven Amerikanen worden opgegraven en opnieuw begraven.
Tot 1960 werken arbeiders aan de gedenktekens. Prevoo-Frijnts, die dan in Margraten een pension heeft, biedt verschillenden van hen onderdak. „Vier Duitse beeldhouwers logeerden vanaf ’54 bij ons. Ze graveerden de namen van vermiste soldaten in de gedenkmuur bij het kerkhof. Later kwam er een Engelse steenhouwer bij.”
De begraafplaats veranderde Margraten voorgoed, zegt ze. Maar de betrokkenheid van de dorpelingen bij het ereveld is onverminderd groot. Alle 8301 graven zijn geadopteerd, veel daarvan door inwoners van het dorp. Nog altijd leggen ze elke laatste zondag van mei, op Memorial Day, bloemen bij de duizenden witte kruisen.