Erfgenamen Kats lopen kunst mis
Erfgenamen van de Joodse kunsthandelaar Katz kunnen geen aanspraak maken op 31 schilderijen uit de Nederlandse museumcollectie.
De Restitutiecommissie heeft gisteren een negatief advies gegeven over een deel van de omvangrijke claim die de erven hebben ingediend. De commissie adviseert de minister van Cultuur over claims op geroofde kunst tijdens de Tweede Wereldoorlog, die nu in Nederlands bezit is.Uit onderzoek blijkt dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat de ruim dertig geclaimde werken tijdens de bezettingsjaren inderdaad eigendom waren van de kunsthandel van de gebroeders Katz of van de gebroeders zelf, aldus de Restitutiecommissie. Sommige geclaimde werken behoorden in de jaren dertig weliswaar tot de handelsvoorraad van de kunsthandel, maar waren al voor de oorlog doorverkocht. Ook bewaarden de gebroeders Katz enkele kunstvoorwerpen voor andere eigenaren.
De erfgenamen van Katz eisten twee jaar geleden 227 schilderijen die door de Nederlandse staat zijn uitgeleend aan Nederlandse musea. Bij 31 werken kon de Restitutiecommissie snel achterhalen dat ze niet aan de kunsthandel toebehoorden. Het gaat om schilderijen van onder anderen Jan van Goyen, Frans Hals en Govert Flinck. Het onderzoek naar de andere 196 claims loopt nog.
De Restitutiecommissie oordeelde in een andere zaak dat de Nederlandse staat twaalf schilderijen moet teruggeven aan de erfgenamen van de Joodse particuliere verzamelaar Hans Ludwig Larsen.