Prof. Van de Donk; zondagskind
Hij is een van de belangrijke inspirators van het debat over de rol van religie in de samenleving, de verhouding tussen geloof en politiek en de scheiding van kerk en staat. Zelf heeft hij zijn wortels in de rooms-katholieke traditie.
Prof. dr. Wim van de Donk, scheidend voorzitter van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) en per 1 oktober commissaris van de Koningin in Noord-Brabant, bezoekt regelmatig een kerkdienst in een abdij. „Er gaat veel wijsheid schuil achter het ritme dat het leven van kloosterordes bepaalt.”Prof. Van de Donk (47) beschouwt zichzelf als een zondagskind. „Ik heb altijd mogen doen wat ik leuk vind om te doen”, zegt hij.
De hoogleraar, prominent lid van het CDA, schuift aan aan de ronde tafel in zijn chic ingerichte werkkamer. Vanaf de eerste etage van het monumentale pand van de WRR ziet hij uit op het politieke hart van Nederland, het Binnenhof. Schuin tegenover hem, aan de overkant van de Hofvijver, rijst het Torentje van Balkenende op.
Van de Donk: „Ik heb altijd de kans gekregen dat te doen wat ik betekenisvol acht en waarvan ik met volle teugen geniet. Tot voor kort zei ik: Het voorzitterschap van de WRR is de mooiste baan van Nederland. Nu zeg ik: Het is de op een na mooiste baan. Wat ik nu ga doen, is fantastisch. En als hoogleraar omgaan met studenten ervaar ik ook als een feest. Om die reden zie ik mezelf als iemand die veel krijgt in het leven.”
Puur geluk?
„Voor een deel. Ik realiseer me dat veel van het toeval afhankelijk is. Dat mijn voorganger bij de WRR met pensioen ging, dat in Brabant de commissaris van de Koningin vertrekt, dat zijn zaken waarop je als individu geen enkele invloed hebt. Ze komen op je weg.”
Of ziet u er een hogere hand in?
„Dat weet ik niet. Soms heb ik het gevoel: de dingen lopen zoals ze moeten lopen. Veel meer dan dat kan ik er niet over zeggen. Ik ben bovendien een betrekkelijk nuchter en pragmatisch mens.”
Vanwaar dat gevoel?
„Ik ben erg intuïtief. De belangrijkste beslissingen neem ik met een gevoel van: Het klopt, dit moet ik doen. Pieter Winsemius, oud-minister en lid van de WRR, vertrouwde me ooit een mooie leefregel toe: Volg bij wat op je afkomt het gevoel dat je de eerste drie seconden ervaart. „Go with the flow”, dat heb ik sterk. Laat je meevoeren en ga niet elke keuze rationaliseren. Op het moment dat er zich problemen voordoen is er tijd genoeg om een oplossing te bedenken.”
Er zijn christenen die geloven dat God hun leven leidt en op bepaalde positie brengt.
„Dat zul je mij zo nooit horen zeggen. Gevoelsmatig heb ik wel eens de gedachte: Er is iets van een plan waarnaar de werkelijkheid zich richt. Maar onze taal schiet tekort om dat aan te duiden. Dat te weten, dat is ons niet gegeven. Er is immers zo veel waardoor ons leven wordt gevormd: je eigen wil, de keuzemogelijkheden die zich aan je voordoen, de vrijheid die je hebt om zelf beslissingen te nemen, toevallige gebeurtenissen in de wereld om je heen.”
Uw beslissing om van de wetenschap naar het openbaar bestuur over te stappen leidde onder uw collega’s en vrienden tot verbaasde reacties: zo’n intellectueel zwaargewicht op zo’n ceremoniële post…
„Als die laatste typering waar zou zijn, had ik niet gesolliciteerd, al is het wel zo: zou ik alleen maar linten hoeven door te knippen, dan zou ik veel genoegen beleven aan de ontmoetingen met al die bijzonder leuke mensen in Brabant. Een gebouw openen betekent bovendien: dynamiek, initiatief.
Serieus: de tegenstelling tussen denken en doen zie ik niet zo absoluut. Volgens mij kan besturen niet plaatsvinden zonder goed na te denken. De provincie houdt zich intensief bezig met allerlei langetermijndossiers die met elkaar samenhangen: natuur, mobiliteit, innovatie, economie. Voordat je daarover knopen doorhakt, moet je goed weten wat er speelt.
Het liefst zou ik nog een jaar bij de WRR zijn gebleven, maar deze job viel in categorie A van de uitzonderingsaanbiedingen. Ik zou deze functie in geen enkele andere provincie ambiëren. Maar wel in Brabant. Want ik voel mij Brabander onder de Brabanders. In Brabant liggen mijn roots.”
Na uw benoeming zei een van uw vrienden in het Brabants Dagblad: Van de Donk houdt van doorpakken en aanpakken. Is dat iets wat u van huis uit meekreeg?
„Het devies thuis was simpel en sober: Je krijgt niks voor niks, dus er moet worden aangepoot. Ik heb dat nooit als een probleem ervaren. Natuurlijk, aan elke baan zitten minder leuke kanten. Maar hard werken vind ik niet vervelend. Als jongen deed ik vakantiewerk in een fabriek, ik moest zakken vullen met 35 kilo melkpoeder. Ik ontmoette er leuke en bijzondere mensen. Labora et delecta, werk en geniet, nietwaar?”
„Er is weinig dat hem niet goed afgaat. Soms vind ik wel dat hij eerder boos kan worden.”
„Piet van Schijndel, bestuurder bij Rabobank, zei dat in het Financieele Dagblad. Hij heeft gelijk, denk ik. Ik word niet gauw boos. Eens in de twaalf jaar of zo. Als ik boos word, is het vanwege cynisme. Daar kan ik moeilijk tegen. Ik vind het kwalijk als mensen niet handelen naar hun verantwoordelijkheid en er ook nog eens hun schouders over ophalen als zij daarop worden aangesproken. Dat kan niet.
Gelukkig kom ik weinig cynisme tegen. Mensen zijn naar mijn idee overwegend optimistisch en welwillend. En met degenen die dat niet zijn, heb ik doorgaans veel geduld. Natuurlijk, er zijn momenten waarop je moet ingrijpen. Misschien doe ik dat soms laat. Dan denk ik: Eerst even aanzien. Maar als het nodig is en iets mij echt niet zint, grijp ik in. Boosheid is zelden productief. Oké, je bent boos, en dan? Ik vind dat je mensen beter kunt motiveren met alternatieven en argumenten.”
U groeide op in een rooms-katholiek gezin en bleef de rooms-katholieke traditie trouw. Met name de benedictijnse spiritualiteit spreekt u aan. Wat precies?
„De wijsheid. Bijvoorbeeld over hoe je je leven inricht. Dat je momenten hebt van stilte, muziek of lezen, zodat je je niet laat meeslepen door de maalstroom van de alledaagse bezigheden.
Ook tref je in de regel van Benedictus wijze lessen aan over de manier waarop je met arbeid omgaat. Murmuratio, gemopper in een organisatie, moet je volgens hem zo snel mogelijk de kop indrukken. Een verstandig advies. En wat ook een belangrijk inzicht is, is dat je leiderschap dienend moet zijn. Het gaat niet om jezelf, het gaat om anderen.
Mijn goede vriend Wil Derkse heeft over de benedictijnen prachtige boeken geschreven. Vrijdag nog had ik een lunch met hem. Ik zeg wel eens: Wil, het is deze week moeilijk geweest om benedictijns te leven. Ik heb geregeld te veel om handen.”
Gaat u wel eens op retraite?
„Voor het schrijven van mijn oratie in 2001 heb ik mij een week teruggetrokken in een klooster in Oosterhout. De eerste dag was een dag vol innerlijke onrust. Maar de tweede dag kreeg het ritme van de orde mij te pakken. Soms hielp ik mee met klusjes in de tuin. In de vrije uren zette ik mij aan de studie.
Toen ik wegging, dacht ik: Dat moet ik binnenkort nog eens doen. Maar daar heb je het nu: er zijn altijd weer bezigheden die dat in de weg staan. Wel bezoek ik regelmatig de abdij van Koningshoeven. Wat mij dat oplevert? Concentratie. We leven in een wereld waarin het steeds moeilijker wordt je te focussen op een bepaald onderwerp. Neem alleen al de hectiek van de e-mail. Mensen sturen niets meer netjes per post, alles wordt meteen per e-mail verzonden. En je wordt ook nog eens geacht onmiddellijk te reageren.
De mogelijkheden om snel te communiceren hebben hun voordelen. Maar ik vraag me wel eens af wat de invloed van al die drukte is op ons gemoed is. Is ons leven nog wel in balans?
Om die reden ben ik altijd kritisch geweest op de openstelling van winkels op zondag. Ik geloof niet dat de 24 uurseconomie goed voor ons is, al zie ik ook wel dat er mensen zijn die doordeweeks hard moeten werken en er plezier aan beleven om ’s zondags te gaan winkelen. Maar als we alle winkels op zondag openen, missen we de kans om van die dag een soort collectief oriëntatiepunt op rust en stilte te maken. Terwijl we die rust hard nodig hebben om ons op te laden, om tot onszelf te komen en ontmoetingen met anderen te organiseren.”
In de stilte van een kapel rijzen allerlei vragen op, onder meer die naar de zin van het leven. Ook bij u?
„Dat kan niet missen. De gebouwen en de gezangen die erin worden gezongen, vragen erom.
Ik vind het altijd een moeilijk begrip, de zin van het leven. Ik spreek liever over de bedoeling van mensen. Dat verbind ik persoonlijk aan het imago Dei, het beeld van God. Dat is dus meer dan alleen waardigheid en beschermwaardigheid. We zijn er immers niet alleen voor onszelf. Essentieel is ook onze betrokkenheid op de ander.”
Het kloosterleven biedt niet alleen concentratie, ook contemplatie, het schouwen van God. Hoe concreet is uw godsbeeld?
„Concreet? Nee, het mijne is abstract. Er is de eeuwen door vreselijk veel over geschreven en ik vind het allemaal interessant om te lezen. Maar één ding is voor mij helder: het blijft zoeken en tasten om te verwoorden wat zich ten diepste niet laat verwoorden. Over God kunnen wij slechts menselijk, en dus gebrekkig, spreken.”
Orthodoxe christenen geloven dat God Zichzelf in Zijn eigenschappen en wil bekendmaakt.
„Ik zal er altijd respect voor hebben; wie ben ik om er vragen bij te stellen? Geef er maar ruimte aan, zou ik zeggen. Maar zelf sta ik er zo niet in. Integendeel.
Onlangs had ik een gesprek met iemand van reformatorischen huize over het ontslag van een goede docente, een vrouw die haar vak verstaat: haar korte haar en oorbellen pasten niet bij de identiteit. Toen vroeg ik me echt af: Hoe is het mogelijk? Zijn wij mensen werkelijk in staat om de wil van God zo concreet om te zetten in richtlijnen? Dat kan er bij mij niet in, zeker niet omdat ik zie dat zulke regels de kern van het gebod om elkaar lief te hebben geenszins raken.”
U zegt wel: Geef er maar ruimte aan?
„Natuurlijk. Ik vind variëteit een van de belangrijkste voorwaarden voor een goede en vitale samenleving. Een van de meest interessante aspecten van onze maatschappij is de diversiteit. Als WRR zijn we regelmatig bezig geweest met de vragen over de identiteit van Nederland. Hoeveel verschil in opvatting, etniciteit, politieke overtuiging en religiositeit kun je als samenleving aan?”
U hebt het thema zelf in belangrijke mate op de agenda gezet, onder meer met de spraakmakende verkenning ”Geloven in het publieke domein”. Zijn er grenzen aan religie te stellen?
„Wat mij betreft alleen als er sprake is van geweld en dwang. In een rechtsstaat is de vrijheid van mensen fundamenteel. Die vrijheid is een wezenlijk aspect van de menselijke waardigheid, geborgd in de universele rechten van de mens.
Als het erop aankomt, kan de staat mensen bevrijden uit situaties die zijzelf niet hebben gekozen. Maar als mensen kiezen voor een bepaalde levensovertuiging en een daarbij behorende levenswijze en het is redelijk aantoonbaar dat die keuze is gebaseerd op vrijheid, dan moet je uiterst terughoudend zijn.
Mensen hebben in zekere zin recht op ‘onaangepast gedrag’, al zal elke religie zich moeten afvragen hoe zij zich verhoudt met ontwikkelingen in de samenleving. Enige vorm van aanpassing is onvermijdelijk, lijkt mij. Niemand kan zichzelf op een eilandje terugtrekken. We leven midden in een dynamische omgeving waarin we per dag meer onbekende mensen ontmoeten dan onze voorouders in heel hun leven.”
Neemt verzet jegens religie in de samenleving toe? Neem alleen al de houding onder liberalen jegens scholen die een homoseksuele praxis afwijzen.
„Veel van het verzet houdt verband met de idee dat een democratische rechtsstaat neutraal is. Die gedachte leeft bij veel mensen. Ten onrechte, want achter alle posities die een overheid inneemt, gaan vanzelfsprekend allerlei meningen en opvattingen schuil. Het is belangrijk dat een samenleving dat onder ogen ziet.
De staat maakt keuzes, bijvoorbeeld in de gelijkstelling van man en vrouw. Nog geen vijftig jaar geleden werden vrouwen niet als handelingsbekwaam gezien; zij mochten geen contracten ondertekenen. Dat is veranderd. Zo worden steeds nieuwe opvattingen over goed en kwaad vastgelegd in wetgeving. Op zich is er niets mis mee, maar je hebt in de marge van de samenleving altijd mensen die vinden dat een richtlijn te ver of juist niet ver genoeg gaat. Dat gegeven is een appel op de overheid om terughoudend te zijn bij het maken van wetten.
Om goed met pittige pluriformiteit en assertief gearticuleerde meningen om te gaan, moet een overheid aangeven wat de minimale normen zijn waaraan iedereen zich moet conformeren. Het debat daarover moet permanent worden gevoerd. Een andere optie is er niet. De samenleving heeft er alle belang bij.”
Heel concreet speelt in uw provincie een conflict met een pastoor die ’s ochtends vroeg in Tilburg de klokken luidt. Is het verzet uit de buurt symptomatisch voor wat er aan de hand is?
„Nee, zeker niet. Het verhaal in Tilburg heeft natuurlijk twee kanten. Aan de ene kant is er de nieuwe pastoor die zich nogal nadrukkelijk manifesteert en in tegenstelling tot voorgaande jaren de kerkklok gaat luiden. Aan de andere kant is er blijkbaar de buurt met een aantal vutters dat gewend is om’s ochtends uit te slapen. Meer niet. Het is een kwestie die volgens mij van een betrekkelijke eenvoud is. Het is er nu rustig, toch?
Niet alleen in Tilburg of in Brabant, maar overal geldt dat wij ons best moeten doen te leven met pluraliteit en verschil. Dat is niet altijd makkelijk, maar in een democratische en sociale rechtsstaat moet dat mogelijk zijn. Vrijheid is fundamenteel, maar we zijn wel aangewezen op elkaar. Vandaar dat we allemaal gediend zijn met een beschaafde, onderlinge omgang. Niemand mag, om wat voor reden ook, worden veroordeeld of van de samenleving worden uitgesloten.”
Levensloop
Wim van de Donk werd in mei 1962 geboren in Veghel. Hij groeide op in een gezin dat werd gestempeld door de Brabantse en rooms-katholieke cultuur.
Na zijn studie politieke wetenschappen en bestuurskunde in Nijmegen werkte hij op het ministerie van Justitie. In 1997 promoveerde hij cum laude op een onderzoek naar de rol van informatietechnologie in politieke besluitvorming. Sinds 2001 is hij hoogleraar maatschappelijke bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg.
De 47-jarige professor leidt sinds 2004 de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, een orgaan dat het kabinet adviseert over belangrijke maatschappelijke vraagstukken. In een biografische almanak van het ANP wordt Van de Donk omschreven als een „maatschappijbetrokken, maar kritisch en soms tegendraads” adviseur.
Prof. Van de Donk volgt per 1 oktober H. Maij-Weggen op als commissaris van de Koningin in Noord-Brabant. Hij is er geen onbekende, in 2007 werd hij door de provincie benoemd als informateur en legde hij de basis voor een coalitie van CDA, PvdA en VVD.