Binnenland

Bloei van LPF eenmalig

Was de opkomst en de aftocht van de LPF een eenmalig gebeuren of moet de politiek in de toekomst rekening houden met meer grote verschuivingen in de kiezersgunst? Tijdens een zaterdag georganiseerd congres zagen gerenommeerde sprekers de Lijst Pim Fortuyn meer als ”molshoop” dan als ”aardverschuiving”. Er was ook pittige kritiek op de rol van de media in de campagne.

3 February 2003 10:04Gewijzigd op 14 November 2020 00:06
„Binnen de Nederlandse politieke verhoudingen is best plaats voor een partij als de LPF”, meent politicoloog Van Praag. „De natuurlijke grootte van zo’n partij is vijf tot tien zetels. Dat de partij vorig jaar 26 zetels scoorde, is waarschijnlijk een eenm
„Binnen de Nederlandse politieke verhoudingen is best plaats voor een partij als de LPF”, meent politicoloog Van Praag. „De natuurlijke grootte van zo’n partij is vijf tot tien zetels. Dat de partij vorig jaar 26 zetels scoorde, is waarschijnlijk een eenm

Het Nederlands Gesprek Centrum had zaterdag de indrukwekkende Senaatszaal van het Academiegebouw op het Domplein in Utrecht afgehuurd om de verkiezingsuitslag te analyseren. Dr. Ph. van Praag, politicoloog aan de Universiteit van Amsterdam, mr. A. Rouvoet, fractievoorzitter van de ChristenUnie en prof. dr. P. Schnabel, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau, presenteerden hun visie.

Van Praag heeft in het afgelopen jaar onderzoek gedaan naar de standpunten van LPF-stemmers. Ook legde hij kiezers in de achterliggende maanden de vraag voor welke problemen de nieuwe regering het eerst op moet lossen. Daaruit trok hij een tweetal conclusies over het verlies van de LPF en de groei van de PvdA.

De eerste is dat Fortuyn in mei vorig jaar vooral kiezers trok vanwege zijn standpunten over vermindering van het aantal asielzoekers, verbetering van de integratie en terugdringing van de criminaliteit. Fortuyn foeterde ook op het gebrek aan dienstverlening door de overheid, op wachtlijsten, op het slechte onderwijs en op het gebrek aan waarden en normen, maar in die thema’s waren zijn kiezers nauwelijks geïnteresseerd.

De tweede conclusie van de Amsterdamse politicoloog is dat kiezers in de afgelopen maanden de thema’s criminaliteitsbestrijding en asielbeleid minder belangrijk zijn gaan vinden en dat ze nu opkomen voor de sociaal zwakkeren en voor het stimuleren van de economische groei.

Van Praag illustreerde dat met een paar cijfers. In mei vorig jaar vond 53 procent van de Nederlanders criminaliteit een van de belangrijkste problemen die de nieuwe regering moest oplossen. In november vorig jaar en in januari van dit jaar was dit respectievelijk 41 en 37 procent. Voor een strenger asiel- en integratiebeleid bedroegen die percentages in de genoemde maanden respectievelijk 21, 13 en 12 procent.

Het aantal burgers dat de sociaal zwakkeren wil ondersteunen, is daarentegen in de afgelopen maanden gestegen. In mei vorig jaar vond 10 procent dit een belangrijk onderwerp, in november 17 en in januari dit jaar 20 procent. Een dergelijke stijgende lijn is ook waar te nemen bij de stimulering van de economische groei. Vond in mei vorig jaar 6 procent van de bevolking dit een van de belangrijkste taken voor een nieuwe regering, in november steeg dit percentage tot 19 en in januari dit jaar tot 23.

Van Praag verklaarde de winst die de PvdA twee weken geleden boekte en het verlies van de LPF grotendeels uit deze verschuivingen bij het kiezerspubliek. Inhoudelijk was er bij de PvdA namelijk niets veranderd. Wel was er een nieuwe lijsttrekker: Bos in plaats van Melkert, maar de persoon van Bos en de media speelden volgens Van Praag een bescheiden rol in de campagne.

Met dat laatste was ChristenUnie-fractievoorzitter Rouvoet het fundamenteel oneens. Hij betoogde dat de winst van negentien zetels voor de PvdA alles te maken heeft met de manier waarop de media en de opiniepeilingen het fenomeen Bos hebben gepromoot.

Rouvoet noemde enkele concrete momenten uit dat proces. In de eerste plaats riepen de media PvdA-leider Bos na het eerste televisiedebat begin januari vrijwel unaniem uit tot winnaar. „Daarna was er in de peilingen veel aandacht voor de PvdA. Ik heb in de afgelopen periode veel in de schminkkamers van tv-studio’s gezeten. Ik heb daar meegemaakt dat opiniepeilers elkaar beschuldigden van strategisch peilen.” Daarmee bedoelde Rouvoet dat de opiniepeilers hun peilingen aanpassen aan de uitslag die zij wenselijk achten. „Peilingen laten kiezers niet onberoerd”, zo voegde de ChristenUnie-voorman er enigszins verontwaardigd aan toe.

Daarna kopte de Volkskrant dat het ging om Bos of Balkenende. Rouvoet: „Bos is hot, de anderen not.” De kranten, de radio en de televisie richtten vervolgens hun schijnwerpers voluit op Bos. Dat ging ten koste van de andere partijen. „Redacties van televisieprogramma’s hebben afspraken met de ChristenUnie enkele uren van tevoren afgezegd omdat ze plotseling PvdA’ers hadden uitgenodigd.” Volgens Rouvoet moeten de politieke partijen zich veel meer richten op de inhoud en op beginselpolitiek.

Tijdens de discussie kreeg Rouvoet steun vanuit de zaal. Volgens een van de aanwezigen had er een televisiemaker aanwezig moeten zijn om uit te leggen waarom zij altijd en alleen kiezen voor de winnaar en zo voor een zichzelf versterkend effect zorgen.

Dr. S. J. Noorda, voorzitter van het presidium van het Nederlands Gesprek Centrum, antwoordde daarop dat hij dat heeft geprobeerd, maar dat het niet is gelukt. „De media zijn er niet zo happig op om verantwoording af te leggen. Ze zijn zwijgzaam en doen wat ze politici verwijten, namelijk beleidskeuzes vooral in achterkamertjes maken.”

Schnabel, die behalve directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau ook vice-voorzitter van de AVRO is, kwam daar op zijn beurt tegen in het geweer. Hij legde de schuld bij de overheid: „Het gaat uiteindelijk om de kijkcijfers. Televisiemakers moeten scoren, anders zegt de netcoördinator dat het programma van de zender moet verdwijnen. Dat hebben we te danken aan de mediawetgeving in ons land.”

Net als Rouvoet vond Schnabel dat het debat vooral op de persoon was gericht. „Het politieke debat was vooral een politicidebat. Het ging voor een groot deel over de aantrekkelijkheid van de lijsttrekker. In het verwijt dat we leven in een mediacratie zit een kern van waarheid. De televisieredacteuren lezen de krant en laten zich daardoor bij het maken van programma’s leiden. Op hun beurt kijken krantenredacteuren weer naar de tv en schrijven dan hun artikelen.”

Toch zit er wel een verschil tussen de invloed van de krant en de televisie, zo betoogde Schnabel. „In de krant gaat het vooral om de inhoud, het cognitieve. Op de televisie speelt het affectieve, het reageren vanuit gevoelens en de onderbuik, een grotere rol. Daarom is de presentatie van lijsttrekkers zo belangrijk vandaag de dag. De persoon is de partij.”

Toch verheerlijkte de directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau de tijd van de verzuiling niet: „Toen stemde een arbeider altijd PvdA en een rooms-katholiek KVP. Dat leidde absoluut niet tot onderlinge debatten.”

Van Praag zei in de discussie dat de geringere binding tussen de politieke partijen en hun kiezers tot aanpassing van het staatsbestel noopt. „Het stelsel is sinds begin vorige eeuw gebaseerd op het systeem dat kiezers hun vertrouwen voor een periode van vier jaar geven. En ook al stellen partijen teleur, dan nog bleven kiezers hun partij steunen. Sinds de jaren zestig is dat anders. Partijen denken ten onrechte dat ze vier jaar met het mandaat mogen doen wat ze willen. Daarom ben ik voorstander van het correctief referendum en het volksinitiatief. Dan kunnen burgers ook in de tussenliggende tijd laten merken hoe ze over bepaalde zaken denken.”

Schnabel betoogde dat het aantal kiezers dat een partij trouw blijft in de komende jaren verder zal dalen. Nu ligt dat aandeel op 40 procent. Hij introduceerde het begrip ”wisselkiezer”: „Die kijkt naar de betrouwbaarheid van de lijsttrekker. Wat voor indruk maakt hij? Kan ik mijn vertrouwen aan hem geven? Ik zie dit verschijnsel niet als negatief.”

In een dergelijk klimaat is ook ruimte voor een partij als de LPF, zo benadrukten Schnabel en Van Praag. De Amsterdamse politicoloog denkt aan een natuurlijke omvang van vijf à tien zetels. „Evenals de PvdA met klein links en het CDA met de kleine christelijke partijen, krijgt de VVD zo een concurrent op rechts. Ik denk dat het in de toekomst daardoor moeilijker wordt voor CDA en VVD om samen een meerderheid te behalen.”

Van Praag ziet de bloei van de LPF, het omhoogschieten tot 26 zetels, als een eenmalig verschijnsel. Hij voegde er wel een waarschuwing aan toe: „Als de politiek de kiezer niet serieus neemt, kan een molshoop een aardverschuiving worden.”

Noorda voegde er tijdens de discussie aan toe dat ook een molshoop grote gevolgen kan hebben: „Het heeft een stadhouder zijn leven gekost.” Hij doelde daarbij op stadhouder Willem III. In 1702 struikelde het paard van de stadhouder, die ook koning van Engeland was, over een molshoop. De stadhouder kwam daarbij ongelukkig ten val en overleed enkele dagen later. De LPF-molshoop heeft in ieder geval tot de val van het kabinet-Balkenende geleid.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer