Hoe wordt het museum weer spannend?
Geschiedenis is ‘hot’, maar opvallend genoeg leidt dat niet per se tot meer museumbezoekers. „Er is iets aan de hand”, zegt Paul Spies, sinds begin dit jaar directeur van het Amsterdams Historisch Museum (AHM). „De samenleving komt niet meer naar haar historisch museum. Waarom niet?”
Spies sprak vrijdagmiddag tijdens een congres aan de Universiteit van Amsterdam over publieke geschiedenis. Zijn museum trekt op dit moment 200.000 bezoekers per jaar. Veruit het grootste gedeelte hiervan, zo’n 85 procent, zijn buitenlandse en Nederlandse toeristen. Dan is er nog een groep scholieren, maar de groep Amsterdammers komt niet boven de 3 procent uit, schat de directeur. „De mensen voor wie je er toch eigenlijk bent, de bewoners van de stad, komen niet naar het museum.”Volgens Spies heeft dit te maken met het saaie imago van historische musea. „Kunst ligt bij het grote publiek veel beter in de markt.” Met een glimlach: „Die verwende kunsthistorici hoeven alleen maar een schilderij van de muur te halen en een ander neer te hangen. In de historische musea moet je keihard werken voor een handjevol mensen.”
Wat meespeelt is de immense oppervlakte van het AHM, dat gehuisvest is in het voormalige Burgerweeshuis van de stad Amsterdam. „We hebben nu 25 goedgevulde zalen, mensen zijn heel lang bezig met de route door het museum. Ik kwam pas nog halverwege het museum een groep uitgeputte toeristen uit Oost-Europa tegen.”
Bedoeling is dan ook dat het AHM flink onder handen wordt genomen, zei Spies. Hij ging in op de nieuwe plannen die hij met het museum heeft. Er komt een Short Tour van drie kwartier, een soort „instapverhaal” waarin de geschiedenis van Amsterdam wordt verteld. „En die begint natuurlijk in het heden. Met een start in het heden biedt je bezoekers herkenning en aanknopingspunten. Van daaruit ga je het verleden in”.
Na de Short Tour kunnen bezoekers kiezen uit vier alternatieve routes over de Amsterdamse thema’s koopmansmentaliteit, tolerantie, creativiteit en schoonheid, en burgerzin. Ook zal er veel worden gedaan met film en interactiviteit. En mogelijk dat er dependances van het museum in diverse stadsbuurten worden ingericht. Voor evenementen zal een grote plaats ingeruimd worden. „Een schutterijfestijn, of iets in die geest, dan komen er weer eens andere mensen op het museum af. Kunnen we eindelijk toe naar de nieuwe naam: Amsterdams Museum”.
Historicus Hendrik Henrichs van de Universiteit Utrecht belichtte de rol van historische musea in een veranderende historische cultuur. Volgens hem noopt de belevingseconomie musea het roer om te gooien. „Mensen betalen alleen voor beleving, de klant is letterlijk koning. Je moet leveren wat er wordt gevraagd”. Henrichs vat historisch besef breed op. „Met je familie in een foto-album bladeren, of een game spelen dat zich in het verleden afspeelt, het hoort er allemaal bij. Mensen willen geraakt worden, met al hun zintuigen bij het verhaal worden betrokken.”
Tegelijk was zijn betoog een waarschuwing voor de historische musea om zich niet uitsluitend te richten op schoonheid en beleving. „Een historisch museum bevindt zich in het krachtenveld van drie aspecten uit de algemene cultuur. Dat zijn waarheid (kennis), macht (politiek) en schoonheid. Als het goed is bevindt het museum zich in een evenwicht tussen deze drie krachten”.
In aparte lezingen kwam de rol van film in de historische beeldvorming ter sprake. En de Nijmeegse historicus Joost Roosendaal liet zien welke rol oorlogshelden kunnen spelen in de publieke herinnering. De Nijmeegse verzetsstrijder Jan van Hoof werd in Amerika en Engeland postuum onderscheiden, en kreeg de Nederlandse onderscheiding van de militaire Willemsorde. Maar dat hij de Waalbrug in de oorlog had gered door de draden van het ontstekingsmechanisme van de explosieven door te snijden, bleek naderhand een mythe. „De Duitsers zélf bleken opdracht gegeven te hebben de brug niet op te blazen, in verband met een mogelijk tegenoffensief.” Zo kan een heldenrol mede gebaseerd zijn op feiten die niet hebben plaatsgevonden, maakte Roosendaal duidelijk.
Het symposium Publieke Geschiedenis anno 2009 was georganiseerd door Anno, het bureau voor de Nederlandse geschiedenis, in samenwerking met de Universiteit van Amsterdam. Het was mede bedoeld om publiekshistorici en academische historici met elkaar in gesprek te brengen.