Van timmerman tot partijleider
Het oud-ChristenUnie-kamerlid L. C. Van Dijke heeft een bijzondere carrière achter de rug. Hij werd op 3 september 1955 geboren in Oosterland. In zijn jonge jaren wees niets er op dat hij nog eens partijleider van de RPF en de eerste fractievoorzitter van de ChristenUnie zou worden.
Na de ambachtsschool ging hij aanvankelijk aan de slag als timmerman. Later werd hij vertegenwoordiger in hout en bouwmaterialen. In 1987 werd hij voor de RPF lid van de Provinciale Staten van Zeeland. Dat lidmaatschap duurde tot begin 1994, toen zijn partij hem koos als lijsttrekker bij de Tweede-Kamerverkiezingen.
Zijn intrede in het parlement was in zoverre opmerkelijk dat zijn fractie in een keer groeide van één naar drie zetels. Door het vertrek van Leerling werden die drie zetels bovendien bezet door drie in de landspolitiek onervaren personen: naast Van Dijke waren dat de kamerleden Rouvoet en Stellingwerf. Acht jaar lang zou dit drietal aan het Binnenhof als een eenheid opereren.
In 1997 trok Van Dijke veel aandacht toen hij in het weekblad Nieuwe Revu de stelling betrok dat homoseksualiteit geen grotere zonde is dan diefstal. Hoewel hij daarmee eigenlijk zijn eigen achterban kritisch had willen bevragen, een achterban die seksuele zonden mensen soms zwaarder aanrekent dan andere misstappen, pakte de buitenwereld zijn uitspraken heel anders op. Van Dijke werd aangeklaagd wegens discriminatie, kreeg een veroordeling aan zijn broek, maar werd ten langen leste in hoger beroep vrij gesproken.
Een belangrijk politiek wapenfeit van de in Middelburg woonachtige politicus, vader van vier dochters en een zoon, is het initiatiefwetsvoorstel Bussemaker/Van Dijke, dat werknemers het recht geeft zondagswerk te weigeren. Het wetsvoorstel zal binnenkort in het Staatsblad komen.
Van Dijke stond erom bekend dat hij zijn taak als volksvertegenwoordiger breed opvatte. Zo ondernam hij meerdere malen een reis naar het armlastige, christelijke land Armenië, om te pogen de banden met Nederland aan te halen en structurele hulpverlening te bevorderen.