CPB keurt nieuw zorgstelsel goed
Het nieuwe zorgstelsel dat in de steigers staat kan de knelpunten in de zorg beter oplossen dan het huidige, stelt het Centraal Planbureau (CPB).
Het planbureau zegt dat in het rapport ”Zorg voor concurrentie: een analyse van het nieuwe zorgstelsel” dat woensdag is verschenen. Het concurrentiemodel verdient een kans, aldus het CPB. Voorwaarde is wel dat de beoogde concurrentie tussen zorgverzekeraars en aanbieders van zorg goed van de grond komt.
De overheid moet dat model in goede banen leiden door concurrentie te bevorderen. De aanpassingen mogen echter de kwaliteit niet aantasten. Ook moet de overheid als toezichthouder optreden en voorkomen dat verzekeraars bijvoorbeeld mensen uitsluiten omdat ze een te groot risico vormen. Patiënten moeten voldoende informatie kunnen krijgen over de prijs en de kwaliteit van de zorg.
Het huidige stelsel wordt gekenmerkt door wachtlijsten, is weinig patiëntgericht en de capaciteit wordt niet optimaal benut. Het ontbreekt aan een goede prikkel om efficiënt om te gaan met de beschikbare middelen. Het nieuwe stelsel, waarin zorgverzekeraars een belangrijke rol krijgen bij de inkoop van zorg, kan volgens het CPB op al die punten voor verbetering zorgen.
Maar dan moet er wel voldoende concurrentie zijn. Nu hebben zes grote concerns samen tweederde van de zorgverzekeringsmarkt in handen. Het CPB waagt zich niet aan beantwoording van de vraag hoeveel partijen nodig zijn voor voldoende concurrentie.
Ziekenhuizen hebben soms in hun regio een monopoliepositie. Nieuwkomers op deze markt zijn dan ook gewenst. De drempel voor hen mag niet te groot zijn. Over de exacte invulling daarvan en vooral over de manier van premieheffing verschillen de meningen.
Ook over de termijn waarop het moet worden ingevoerd bestaat verschil van inzicht. Voor de PvdA heeft invoering geen prioriteit. Eerst moeten de problemen worden opgelost. Het geld dat invoering kost, kan beter worden gestoken in wegwerken van de wachtlijsten, vindt de PvdA. Het CDA hamert juist op snelle invoering, omdat het huidige systeem te log en bureaucratisch is.
Particuliere tehuizen voor ouderenzorg voldoen niet of nauwelijks aan de wettelijke kwaliteitseisen. Dat concludeert de Inspectie voor de Gezondheidszorg, die een inventariserend onderzoek heeft gedaan bij 44 instellingen die zijn aangesloten bij de Nederlandse Vereniging van Particuliere woon- en/of zorgvoorzieningen (Nevep).
De tehuizen hebben geen kwaliteitssysteem en onvoldoende opgeleid personeel. Ook ontbreekt het vaak aan een duidelijke taakomschrijving voor de medewerkers. Samen bieden zij zorg aan 550 ouderen. Van de 44 stuurden er 27 een toegezonden vragenlijst ingevuld terug. Van hen kregen er negen bezoek van de inspectie.
Driekwart meldt dat zij verpleging bieden aan mensen die veel en soms complexe zorg nodig hebben. Maar beleid voor kwaliteit, organisatie en personeel hebben zij vaak niet. Dat kan ertoe leiden dat de wijze van werken vooral is gebaseerd op persoonlijke opvattingen van zorgverleners. De inspectie sluit niet uit dat mensen zorg krijgen die niet voldoet. Kwetsbare ouderen kunnen daardoor risico lopen.
Het gaat veelal om kleinschalige woonvoorzieningen. Maar die kleinschaligheid mag niet gebruikt worden als argument om geen beleidsmatige aanpak te hebben, vindt de inspectie.
Lang niet alle instellingen hebben de inspraak van bewoners of hun vertegenwoordigers geregeld. Ook hebben weinig instellingen een goede klachtenregeling.
De meeste gebouwen waarin de particuliere instellingen zijn gevestigd, stammen van voor 1920. Iets meer dan de helft is na 1970 nog gerenoveerd. In sommige is de eerste verdieping alleen met een trap of een traplift te bereiken. Dat betekent een risico voor mensen die niet zo mobiel zijn. Drie tehuizen hadden geen verklaring van brandveiligheid.
Hoeveel particuliere instellingen ouderen zorg bieden, is niet bekend. Er is geen centrale registratie en ook niet van het aantal mensen dat ervan gebruikmaakt. Een deel is sinds 1970 georganiseerd in de Nevep.