KNMI: Weer wordt extremer
West-Europa warmt snel op. De grote ijskappen op West-Antarctica en Groenland kalven af. Dat zijn volgens het KNMI de ontwikkelingen die de komende decennia te verwachten zijn.
Het meteorologisch instituut stelde dat woensdagmorgen tijdens de presentatie van een brochure met aanvullingen op de vorig jaar gepresenteerde vier klimaatscenario’s. De veranderingen, voor zover die op dit moment zijn vast te stellen, vallen volgens het KNMI binnen die scenario’s.In die scenario’s is voldoende rekening gehouden met snelle opwarming, waardoor ook in Nederland zachte winters en warme zomers vaker voorkomen. Bovendien zullen de winters gemiddeld natter worden door vaker optredende westenwind.
Daarnaast gaan extremen waarschijnlijk meer afwijken van het gemiddelde weer. Zo verwacht de KNMI dat het aantal zomerse regendagen minder wordt, maar dat de buien wel veel heviger zullen zijn. Oorzaak is dat wanneer de relatieve luchtvochtigheid niet verandert, de hoeveelheid waterdamp in de atmosfeer zal toenemen met ongeveer 7 procent per graad Celsius temperatuurstijging. Tijdens zware buien zal een groot deel van deze waterdamp in regen worden omgezet.
Ook hagel, onweer, windstoten en windhozen, die vaak met de buien gepaard gaan, zullen waarschijnlijk heviger worden en vaker optreden.
In het binnenland treden ’s zomers langdurige droge perioden op. Maar in de kustzone komen perioden met natter weer voor, vermoedelijk door de stijgende temperatuur van de Noordzee.
Wetenschappelijk onderzoek heeft inzichtelijk gemaakt dat de zeespiegel blijft stijgen. De KNMI-scenario’s beschrijven de waarschijnlijkste stijging voor de Nederlandse kust: naar verwachting 35 tot 85 centimeter in 2100.
Metingen wijzen uit dat de Nederlandse temperatuur twee keer zo snel is gestegen als de gemiddelde temperatuur wereldwijd. Het jaargemiddelde in Nederland over de afgelopen 10 jaar is 0,8 graden Celsius hoger dan rond 1990.
Onzekerheden zijn er ook. Zo is de toekomstige emissie van broeikasgassen en stofdeeltjes niet bekend. In de periode 2000-2007 is de uitstoot van koolstofdioxide wereldwijd viermaal zo snel gestegen als gedurende 1990-2000. De recessie kan een matigende invloed hebben. Daarnaast zorgen externe factoren zoals zonne-activiteit en vulkaanuitbarstingen voor onzekerheid in de klimaatvoorspellingen.
Ook de eindige rekenkracht van computers en de beperkte kennis van het klimaatsysteem, dat ook zelf chaotisch gedrag vertoont, geven veel onduidelijkheid. Onzeker is ten slotte of de Groenlandse en de West-Antarctische ijskappen versneld blijven slinken.
Als uitgangspunt hanteert de KNMI modelberekeningen van het VN-klimaatbureau IPCC. In ongeveer 80 procent daarvan ligt de gemiddelde wereldwijde opwarming in 2050 tussen 1 en 2 graden Celsius, en tussen 2 en 4 graden Celsius in 2100.
Vervolgonderzoek moet omstreeks 2013 leiden tot een nieuwe generatie klimaatscenario’s voor Nederland.