Watersnood voortaan jaarlijks herdenken
Eind deze week wordt de watersnoodramp van 1953 herdacht. Voortaan zou dit jaarlijks moeten gebeuren, bepleit Harry J. Goosens.
Vijftig jaar na de watersnood is ”de ramp” opnieuw actueel. De verbijstering en de ontsteltenis van de bewoners van het rampgebied was in 1953 nauwelijks onder woorden te brengen. De gebeurtenissen op 1 februari 1953 raakten de bewoners van het rampgebied tot in het diepst van hun bestaan. Mannen, vrouwen en kinderen werden ruw losgemaakt van het dorp en hun vertrouwde omgeving. Na de euforie rond de hulpverlening werd het stil rond de slachtoffers. Zij bleven achter met herinneringen aan het woedende water. De angst en gevoelens van verlatenheid zou de getroffenen altijd bijblijven.
De verhalen over de ramp groeiden uit tot een indrukwekkende verzameling getuigenissen die de herinnering aan die bange dagen levend houdt. De ”herinnerde ramp” is het verhaal van de angst, de verlatenheid, de kou, het leed en de dood.
Tegelijkertijd moet worden geconstateerd dat veel van wat zich afspeelde tijdens de ramp buiten de kring van de slachtoffers nauwelijks bekend is. De ramp van 1953 ”paste” niet in een moderne samenleving en veroorzaakte een kras op de periode van herstel en wederopbouw. Na de spontane en hartverwarmende hulpverlening geraakte de ramp, ook in het rampgebied, al snel in de vergetelheid. Buiten het rampgebied werd de ramp een woord waarachter niet veel meer schuilgaat dan enkele feiten. Veel Nederlanders, ook uit de getroffen dorpen, weten weinig meer dan enkele flarden van deze natuurramp uit het recente verleden. Monumenten en andere sporen van de ramp zijn vaag bekend en worden pas na enig zoeken gevonden.
Onbegrip
De herdenkingen die deze week plaatsvinden zullen de aandacht op ”de ramp” vestigen, maar of die belangstelling een blijvend karakter krijgt, is de vraag. De watersnood van 1953 was een nationale ramp, maar werd een historische gebeurtenis, een fase in de nationale geschiedenis, en daarmee iets dat voorbijgaat. De nabestaanden bleven achter met gevoelens van onmacht en onbegrip. Voor hen ging de ramp niet voorbij: de dramatische gebeurtenissen bleven een alledaagse werkelijkheid. Ook het duiden van de ramp bleef een rol spelen bij nabestaanden en getroffenen. Herinneringen bleven decennialang verhuld en onuitgesproken en werden pas later verteld en vastgelegd. De herinneringen van rampslachtoffers hebben het beeld van de ramp ingrijpend veranderd. Naast het officiële beeld van de ramp spreken we van de ”herinnerde ramp”. Het officiële beeld benadert de ramp als een gebeurtenis in de vaderlandse geschiedenis die dankzij nationale inspanningen tot het verleden behoort. De ”herinnerde ramp” stelt de herinnering aan het leed centraal, leed dat tot op de dag van vandaag z’n sporen nalaat.
Herdenken
Aan de vooravond van de vijftigste herdenking van de februariramp zijn er ongetwijfeld vragen en overpeinzingen. De geschiedenis van de ramp moet doorgegeven worden. De vraag is welke geschiedenis of welk beeld? Het beeld van een natuurramp die door betere dijken en de Deltawerken werd bezworen of de ervaringen van de slachtoffers die worstelen met zichzelf, met de veranderde omgeving, met de ”schuldvraag”? Boete en beproeving zijn in relatie met de ramp nog altijd tastbaar aanwezig. In de vraag naar het ”waarom” liggen voor menigeen de wortels van de februariramp.
De mediabelangstelling voor de ramp is een verhaal apart. Zij wordt bepaald door journalistieke interesse enerzijds en de jacht op dramatische verhalen anderzijds. De belangstelling van de media was na 1993 gering. Maar de pers kreeg vijftig jaar na dato weer oog voor de ramp. De gretigheid waarmee sommige media op zoek gingen naar slachtoffers staat in schril contrast met de jarenlange radiostilte die na de herdenking in 1993 vrijwel onmiddellijk intrad. Er wordt -al dan niet hardop- gezegd dat dit de laatste gelegenheid is om met slachtoffers van de ramp te spreken. De doorstane ellende vergrootte destijds hun zwijgzaamheid. Nu is het moment daar om alsnog over ”de ramp” te spreken. Hierbij is begrip voor en compassie met degenen voor wie het onmogelijk blijft de zwijgzaamheid te doorbreken op z’n plaats. Hun zwijgzaamheid verdient ook een plek in de geschiedschrijving van de ramp.
De vraag welke plaats de ramp krijgt in de nationale geschiedenis blijft vooralsnog onbeantwoord. En hoe wordt in de toekomst het herdenken van februari 1953 gestalte gegeven? Wordt deze herdenking de laatste grote officiële herdenking? Ik wil pleiten voor -liefst jaarlijkse- lokale herdenkingen voor de slachtoffers van de watersnoodramp, waarbij het water en de herinnering centraal staan. In het verlengde van deze herdenkingen kan adoptie van een monument door scholen en/of verenigingen de herinnering aan de februariramp van 1953 levend houden.
De auteur studeerde geschiedenis, publiceert over lokale geschiedenis en werkte mee aan de cd-rom ”Sporen van het woedende water”.