VVD meteen in problemen met Hirsi Ali
De VVD heeft het al in de eerste week na de verkiezingen zwaar te stellen met het nieuw-verkozen kamerlid Ayaan Hirsi Ali. De fractie staat onder grote maatschappelijke druk om afstand te nemen van haar omstreden uitlatingen, afgelopen zaterdag in Trouw. Hirsi Ali noemde de profeet Mohammed een „perverse man” en een „tiran”.
De gezamenlijke islamitische organisaties in Nederland hebben geschokt gereageerd op de uitspraken. Ze willen dat het openbaar ministerie onderzoekt of de uitlatingen van Ayaan Hirsi Ali over de profeet Mohammed strafbaar zijn. Verder moet de VVD-fractie openlijk afstand nemen van haar „lasterlijke” uitspraken en haar ertoe bewegen zich terug te trekken uit de nieuwe Kamer, die komende donderdag wordt beëdigd.
De bij het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO) aangesloten organisaties zeggen in een verklaring dat Hirsi Ali haar geloofwaardigheid als volksvertegenwoordiger heeft verloren, omdat zij willens en wetens geen rekening heeft gehouden met de gevoelens van de moslimgemeenschap. Het is een kamerlid onwaardig om dergelijke kwetsende uitlatingen te doen, waarmee zij 800.000 moslims in Nederland op hun ziel trapt, aldus het CMO.
Ook binnen de VVD is commotie ontstaan over de uitspraken van Hirsi Ali. „Ik waardeer haar emotionele betrokkenheid bij het onderwerp, maar je moet als kamerlid objectief kunnen zijn”, kritiseert fractiesecretaris Rijpstra. „Als emoties een te grote rol blijven spelen, beïnvloedt dat de objectiviteit. Haar uitspraken zijn natuurlijk niet de VVD-lijn. Ik denk dat het goed is dat wij hier intern eens over spreken.”
Fractievoorzitter Zalm heeft zaterdag meteen een gesprek gehad met Hirsi Ali. Dinsdag beraadt de VVD-fractie zich op de uitspraken en op de consequenties die ze hebben. Ingewijden melden dat de positie van Hirsi Ali als kamerlid niet ter discussie staat, maar dat het allerminst een uitgemaakte zaak is dat zij nu nog het woordvoerderschap op de terreinen emancipatie en integratie kan krijgen.
Binnen de VVD-fractie zal Hirsi Ali niet alleen kritiek krijgen van Rijpstra, maar in elke geval ook van Fadime Örgü. Örgü, die van Turkse origine is, heeft al laten weten dat Hirsi Ali’s uitspraken bij haar slecht zijn gevallen.
In een interview in Trouw zei Hirsi Ali zaterdag letterlijk dat Mohammed, de centrale figuur in de islam, gemeten naar westerse maatstaven een „perverse man” en een „tiran” kan worden genoemd. „Mohammed is als individu verachtelijk. Mohammed zegt dat een vrouw binnenshuis moet blijven, een sluier moet dragen, bepaald werk niet mag verrichten, niet hetzelfde erfrecht heeft als haar man, gestenigd moet worden als zij overspel pleegt.”
Verder vergeleek Hirsi Ali Mohammed met „megalomane machthebbers” uit de Arabische wereld, zoals de Iraakse dictator Saddam Hussein, terroristenleider Osama bin Laden en de Iraanse religieuze leider Khomeini.
De leider van de Arabisch Europese Liga, Abou Jahjah, noemt de uitspraken van Hirsi Ali „beneden alle peil.” De uit Libanon afkomstige Belg zei zaterdag voor de televisie dat zij als gekozen volksvertegenwoordigster haar verantwoordelijkheid moet kennen en niet een „gemeenschap moet beledigen”, zoals een politicus ook niet de joodse of christelijke gemeenschap behoort te beledigen.
Hij houdt het erop dat Hirsi Ali „getraumatiseerd is” en dat zij „hulp nodig heeft.” Hij verwijt de VVD dat die uit is op „assimilatie” of wel „versmelten” van de moslimgemeenschap in de Nederlandse samenleving. Volgens Abou Jahjah is het behoud van de culturele identiteit een mensenrecht.
Hirsi Ali maakte vorig najaar de overstap van de PvdA naar de VVD. Dat gebeurde nadat zij veel moslims tegen zich in het harnas had gejaagd door Pim Fortuyn gelijk te geven dat de islam achterlijk is. Bij de VVD kreeg ze meteen een verkiesbare (zestiende) plaats op de kandidatenlijst voor de Tweede Kamer.