Noorden wil miljoen extra voor cultuur
De drie noordelijke provincies willen voor de komende vier jaar 1 miljoen euro extra van het rijk voor het wegwerken van culturele achterstanden. Dat staat in de conceptcultuurnota ’Voor kwaliteit en ontwikkeling’ van de provincies Groningen, Friesland en Drenthe en de gemeenten Groningen en Leeuwarden.
Gedeputeerde M. Brink (Cultuur) presenteerde de conceptnota donderdagochtend. De vijf overheden willen het miljoen extra samen met een noordelijke bijdrage van nog eens 1 miljoen stoppen in het nieuwe Noordelijk Productie Fonds. Met geld uit dit fonds moet semi-professionele amateurkunst verder worden ontwikkeld.
Op het gebied van podiumkunsten, klassieke muziek en beeldende kunst is het aanbod volgens de nota ’kwetsbaar’. „Er is maar een Noord Nederlands Orkest, maar een Noord Nederlands Toneel en maar een professioneel dansgezelschap. Valt dit weg, dan heb je niks meer”, legde Brink uit.
Ook ontbreekt er in de drie noordelijke provincies een theateropleiding die aansluit op de beroepspraktijk. De ontwikkeling van een volwaardige theaterschool is volgens de betrokken gemeenten en provincies geen haalbare kaart. Daarom moet het Productie Fonds gaan bijdragen aan opleidingsmogelijkheden bij theatergezelschappen. Brink: „Wij willen mensen vanuit de praktijk mogelijkheden bieden. Ga eerst maar eens toneel spelen, voordat je je laat scholen.”
Ten slotte willen Groningen, Friesland en Drenthe dat kunstenaars meer gebruik maken van de rust en ruimte die deze provincies bieden. „Afgestudeerden van kunstopleidingen en kunstenaars uit andere delen van Nederland kunnen die rust en ruimte gebruiken om ideeën op te doen”, zegt Brink.
Volgens de gedeputeerde moeten noordelijke culturele instellingen bestaande subsidiemogelijkheden beter benutten: „De noordelijke overheden geven per hoofd van de bevolking relatief veel uit aan cultuur, terwijl er weinig gebruik wordt gemaakt van fondsen als het Prins Bernhard Fonds, VSB-fonds, Fonds voor de Amateurkunst, de Mondriaanstichting en het Fonds voor de Letteren.”