Nederland voor tweede keer binnen een jaar naar stembus
Woensdag zijn voor de tweede keer binnen een jaar Tweede-Kamerverkiezingen. Hieronder een uitleg van de gang van zaken.
OPKOMST: Bij de verkiezingen mei bracht 79,1 procent van de kiesgerechtigde bevolking zijn of haar stem uit. Dat was meer dan de verkiezingen daarvoor in 1998. Toen was het opkomstpercentage 73,3. In 1994 ging 78,8 procent van de kiesgerechtigde Nederlanders naar de stembus.
STEMGERECHTIGDEN: Ongeveer 12 miljoen Nederlanders kunnen stemmen voor de Tweede-Kamerverkiezingen. Het gaat om mensen van 18 jaar en ouder. Bij de Kamerverkiezingen hebben alleen burgers met de Nederlandse nationaliteit het recht om te stemmen. Op lokaal niveau ligt dat soms iets anders, want dan hebben niet-Nederlanders onder voorwaarden ook stemrecht. Uiterlijk twee weken voor de verkiezingen krijgen kiesgerechtigde burgers een oproepkaart en de kandidaatlijst thuis gestuurd.
UITSLAG: Nederland telt ongeveer 10.000 stembureaus waar met een stemcomputer of het aloude stembiljet kan worden gestemd. De deuren gaan woensdag om half acht ’s ochtends open en sluiten ’s avonds om negen uur. De uitslagen van de bureaus worden, via de burgemeesters en hoofdstembureaus, uiteindelijk definitief vastgesteld door de Kiesraad. Dit gebeurt maandag 27 januari om drie uur ’s middags in de Oude Zaal van de Tweede Kamer. Deze bijeenkomst is openbaar. Hoeveel zetels (volksvertegenwoordigers) een partij in de Tweede Kamer krijgt, wordt vastgesteld middels de volgende stelregel: Hoe meer stemmen, hoe meer zetels.
Gemeenten maken nog op de verkiezingsavond de officieuze uitslagen zo gauw mogelijk na de sluiting van de stembussen bekend. Op basis daarvan wordt dan de officieuze uitslag van de verkiezingen bepaald. Meestal ontlopen deze voorlopige uitslag en de definitieve elkaar niet veel.
KIESDELER: Als duidelijk is hoeveel burgers zijn gaan stemmen, en dus wat het opkomstpercentage is, dan kan de kiesdeler worden vastgesteld. Dit is het aantal uitgebrachte stemmen, gedeeld door het aantal zetels dat in het parlement te verdelen valt (150).
VOORKEURSSTEM: Kandidaten die ten minste 25 procent van de kiesdeler aan stemmen in de wacht weten te slepen, komen in aanmerking voor een voorkeursstem. Dit betekent dat zij toch in de Kamer terecht kunnen komen, ook al zijn ze eerder door hun partij op een onverkiesbare plek gezet. De kandidaat die zich een hogere plaats op de lijst weet te verwerven, duwt de andere kandidaten vanaf zijn of haar nieuwe plek naar beneden op de ranglijst.
RESTZETEL: Bij het verdelen van de zetels blijft er meestal een aantal over. Partijen met gemiddeld het hoogste aantal stemmen komen het eerst in aanmerking voor een restzetel. Een partij kan ook meer restzetels krijgen.
(IN)FORMATIE: Bij de vorige verkiezingen was het voor het eerst dat de Tweede Kamer in de nieuwe samenstelling al acht dagen na de verkiezingen bijeenkwam. Daarvoor was dat dertien dagen. De Tweede Kamer wilde een kortere termijn omdat dan eerder kan worden gestart met de formatie van een nieuw kabinet. De Kamerleden worden tijdens die eerste bijeenkomst geïnstalleerd.
KONINGIN: De Koningin bepaalt wanneer zij de fractievoorzitters bij zich vraagt voor advies over een nieuw te vormen kabinet. Meestal is dat de dag na de verkiezingen. De koningin ontvangt dan ook de vice-president van de Raad van State en de voorzitters van de Eerste- en Tweede Kamer voor raad.
De Koningin beslist uiteindelijk wie informateur of formateur wordt. Als het ernaar uitziet dat het moeilijk wordt partijen tot elkaar te brengen in een nieuw kabinet, kan de Koningin een informateur aanstellen die wat voorwerk doet. Als de informateur klaar is, kan de formateur aan de slag om het daadwerkelijke kabinet te vormen. De formateur wordt meestal minister-president van het nieuwe kabinet.
De formatie duurt zolang als nodig is.